DE TERUGKEER VAN DE NATIESTAAT
‘Om de pandemie een halt toe te roepen, zijn er grosso modo twee manieren. Ofwel gaat de overheid de bevolking monitoren en straft ze de mensen die de regels overtreden. Ofwel verstrekt ze wetenschappelijke feiten, waardoor de inwoners de autoriteiten kunnen vertrouwen en kunnen doen wat moet.’ Aldus een artikel van de Israëlische hoogleraar Yuval Noah Harari, wereldbekend van zijn boek Sapiens. Het artikel staat te lezen op de website van de Britse Financial Times en raast door sociale media.
Kijk, zo simpel is het, toch voor wie ergens in de buurt van Mars woont. De regering legt de bevolking wetenschappelijke gegevens voor en de bevolking weet wat haar te doen staat. Tja, waarom hebben we dat niet eerder gemerkt? De wetenschap bewijst dat roken, overmatig alcoholverbruik en drugsgebruik heel slecht zijn voor onze gezondheid. Regeringen hebben hun bevolking die bewijzen onder de neus geduwd. En natuurlijk hebben al die onderdanen meteen gedaan ‘wat moet’.
Harari lijkt vast te zitten in een negentiende-eeuws rationalisme: maak een eind aan de onwetendheid, geef onderwijs, en de maatschappij zal vanzelf deugdzaam worden. Nooit gehoord van Freud? Dan is het christendom met zijn erfzonde toch actueler. Het is niet omdat mensen weten dat iets fout is, dat ze het niet doen. Als de mensen redelijk waren, cela se saurait, zoals de Fransen zeggen. Dan zouden er bijvoorbeeld geen oorlogen zijn, want die zijn wel de meest irrationale manier om een conflict te beslechten.
‘Mensen vragen om te kiezen tussen hun privacy en hun gezondheid is een valse keuze’, schrijft Harari nog. ‘We kunnen ervoor kiezen om (…) de epidemie te stoppen door burgers meer macht te geven in plaats van totalitaire regimes te installeren.’
Ten eerste, zomaar impliceren dat ingrijpende maatregelen ons na de epidemie zullen opzadelen met een bigbrotherdictatuur is wel vele bruggen te ver. Daar zijn we straks toch zelf bij?
Ten tweede geeft Harari na deze aanmaning Zuid-Korea, Taiwan en Singapore als voorbeelden, omdat die landen hebben vertrouwd op ‘de bereidwillige medewerking van een goed geïnformeerde bevolking’.
Het zou eerlijker geweest zijn daaraan toe te voegen: en van een goed gedrilde bevolking. In die landen, zoals in Japan, worden kinderen al heel vroeg opgevoed tot maatschappelijke verantwoordelijkheid. Maar dat soort burgerzin is in onze westelijke vrijheid-blijheid-maatschappijen een fnuikende dril geworden voor tere kinderzieltjes.
Het is niet zo lang geleden dat Singapore, dat Harari nu als voorbeeld opvoert, anathema was voor westerse ‘democraten’. Een stadstaat die zware boetes uitschreef omdat je een sigarettenpeuk op straat gooide! Die een Amerikaanse jongeman enkele dagen in een cel zette omdat hij, in een uiteraard totaal begrijpelijke opwelling, een auto van voren tot achteren had bekrast. Wie dan durfde op te merken dat eeuwen strijd om ontvoogding en vrijheid niet tot doel hadden gehad om van straten, pleinen en sportterreinen een stort te maken, en om de willekeur van vorsten te vervangen door die van straatvandalen en -boeven, was een onverbeterlijke bourgeois.
De grote vraag voor de après-corona is niet of een totalitaire maatschappij dreigt, maar of er weer een notie van algemeen belang kan ontstaan in onze gefragmenteerde maatschappijen, nu de epidemie toont dat we allen in hetzelfde schuitje zitten, en dat tot nader order alleen de nationale staten beschikken over de middelen en het gezag om noodtoestanden te bestrijden.
De afgelopen jaren zijn veel westelijke democratische staten gefragmenteerd in, om Willem Kloos te parafraseren, de allerindividueelste expressie van de allerindividueelste emotie. De afgelopen jaren hadden we debatten over wereldschokkende kwesties als daar zijn het ‘wit’ maken van blanke mensen, het laten vallen van de aanspreektitel ‘dames en heren’ wegens uitsluiting van niet-binaire personen, het verbieden van cowboy- en indianenpakjes of sombrero’s op verkleedpartijtjes wegens ‘culturele toe-eigening’. Over de onvoorbereidheid van onze maatschappijen op een nieuwe pandemie hoorden we, ondanks alle ‘onderzoeksjournalistiek’, nauwelijks een woord. De tijd van die ondraaglijke woke lichtheid lijkt nu echt wel voorbij.
Kan er weer een notie van algemeen belang ontstaan in onze gefragmenteerde maatschappijen?