Bezorgdheid over herstart scholen
Veiligheid is prioriteit nummer één voor de vakbonden vooraleer de scholen opnieuw open kunnen. ‘De angst is zeer groot’.
BRUSSEL I Komende dagen plegen minister van Onderwijs Ben Weyts (NVA), de koepels en de vakbonden meermaals overleg om te kijken hoe een herstart van de scholen eruit zal zien. Met de hulp van virologen hopen ze daaruit een praktische aanpak te puren die scholen in staat stelt opnieuw leerlingen te ontvangen. Al zal dat niet op dezelfde manier zijn zoals we al jaren gewend zijn.
Veiligheid is de grote bezorgdheid. Voor de vakbonden mogen de scholen weer open, maar mag de gezondheid van het personeel – en bij uitbreiding leerlingen en ouders – niet in het gedrang komen. ‘Leven gaat boven leren’, zegt Koen Van Kerkhoven van de christelijke vakbond COC daarover. ‘De angst is vandaag zeer groot.’
Anderhalve meter afstand houden is bijvoorbeeld een vraagstuk dat niet overal even gemakkelijk op te lossen valt. Daar wijst Nancy Libert van ACOD Onderwijs op. ‘Daar zijn onze klaslokalen vaak niet op ingericht.’ Klassen opsplitsen ligt volgens haar ook niet voor hand. ‘Dan gaat er veel verloop zijn. Is dat wel haalbaar voor leerkrachten?’ Bij de kleuterscholen valt bovendien de bedenking te maken dat social distancing niet makkelijk te handhaven is.
Ook de hygiëne bewaken is een uitdaging. Er zullen voldoende wastafels en zeeppompen beschikbaar moeten zijn zodat alle leerlingen en leerkrachten regelmatig hun handen kunnen wassen. Daarnaast zal het nodig zijn om de klaslokalen te desinfecteren.
‘Maar wat doe je met de klavieren, de papieren die doorgegeven worden, de deurklinken, enzovoort’, vraag Van Kerkhoven van COC zich af. Hij rekent op de virologen om duidelijkheid te scheppen over al die praktische vragen.
Er is vraag naar een risicoanalyse op het niveau van de scholen zelf. De arbeidsgeneesheer zou bijvoorbeeld kunnen helpen om alle risicogroepen, zoals longpatienten, in kaart te brengen. Van Kerkhoven: ‘We mogen die mensen niet zomaar in een leeuwenkot zetten.’
Afgelopen weekend reageerden de vakbonden negatief op de suggestie van Weyts om de scholen zelf te laten kiezen het schooljaar met enkele dagen te verlengen. Maar zowel de bonden als de minister benadrukken nu dat daarvan in de verdere gesprekken weinig tot niets zal blijven hangen. Tegen de Nationale Veiligheidsraad van vrijdag, is de hoop, moet er een datum zijn om de eerste scholen te heropenen. Die datum zou geformuleerd worden in samenspraak met de Franstalige en Duitstalige collega’s.
Overvolle bussen
Een heropening in gespreide slagorde is een reële mogelijkheid. De kans bestaat dat lagere scholen, opleidingen met veel praktijkvakken in grote ateliers en het buitengewoon onderwijs voor kinderen met een verstandelijke beperking als eerste aan de beurt zullen komen. In het buitenland krijgen belangrijke leerjaren, zoals zesdes, ook voorrang.
Asoscholen staan niet vooraan in de rij omdat zij makkelijker onderwijs vanop afstand kunnen aanbieden en bovendien leerlingen uit een bredere regio werven. Overvolle bussen met leerlingen uit verschillende gemeenten zijn nefast om de verspreiding van het nieuwe coronavirus tegen te gaan.
Tussen de beslissing en een effectieve heropening zou minstens een week zitten om de scholen de kans te geven de nodige voorbereidingen te treffen. Daarbij zullen de directies zelf een grote verantwoordelijkheid krijgen.
‘Een school die ingesloten is in de binnenstad, staat voor een heel andere situatie dan een school met ruimte in de rand. Daar zou bijvoorbeeld buiten lesgegeven kunnen worden wanneer het mooi weer is’, zegt Lieven Boeve, de directeurgeneraal van Katholiek Onderwijs Vlaanderen.
Daardoor kan er in de laatste weken van het schooljaar een Vlaams onderwijs met veel verschillende werkwijzen ontstaan. Boeve: ‘De overheid schept een generiek kader, maar de scholen kunnen dat nog best zelf vanuit hun eigen situatie invullen.’
Tussen de beslissing en een effectieve heropening zou minstens een week zitten
Hoe belangrijk preteaching en afstandsonderwijs ook zijn, scholen hebben nog een grotere uitdaging: weer opengaan. Wat zijn de aandachtspunten?
‘Het is een illusie om te denken dat we er direct kunnen invliegen wanneer de scholen opnieuw opengaan’, zegt onderwijseconoom Kristof De Witte (KU Leuven). ‘Leerlingen hebben veel meegemaakt. En als leerlingen zich niet goed voelen, dan kunnen ze ook niet leren.’
De eerste dagen zouden leerkrachten zich daarom beter focussen op het mentale welzijn van leerlingen, door bijvoorbeeld in een klasgesprek te praten over de quarantaine: ‘We moeten er rekening mee houden dat heel wat leerlingen met psychologische problemen zitten’, zegt De Witte. ‘In dat geval moet de zorgcoördinator of het CLB snel bijspringen.’
2. Testen, testen, testen
‘De verschillen tussen leerlingen zijn ontegensprekelijk uitgediept’, zegt hoogleraar taalkunde en lerarenopleider Kris Van Den Branden (KU Leuven). ‘Daarom kunnen schoolteams via observatie en toetsing te weten te komen waar elke leerling staat.’ De Witte sluit zich daarbij aan: ‘Afstandsonderwijs is vooral goed voor de academisch sterke leerlingen. Daardoor zullen leerlingen met grotere leerverschillen terug in de klas komen. Die verschillen moeten we zo snel mogelijk vaststellen.’
3. Differentiëren
De afspraak is dat scholen de nieuwe leerstof van de afgelopen weken nog eens klassikaal herhalen. Maar dat klassikale moet volgens Van Den Branden en De Witte worden beperkt. ‘Het is goed om te starten met een kort klassikaal moment’, zegt Van Den Branden. ‘Maar daarna moeten leerkrachten volop durven te differentiëren. Herhaalde basisinstructies voor zij die het nodig hebben, uitbreiding voor anderen.’
‘Differentiëren is belangrijker dan ooit’, zegt De Witte. ‘Elke leerling moet je naar een zo hoog mogelijk niveau trekken. We mogen zeker ook de sterkste leerlingen niet uit het oog verliezen.’ Schoolteams moeten beslissen welke leerstof nog ‘essentieel’ is de komende maanden. ‘Daarbij moeten we ons niet blindstaren op de eindtermen, want dat zijn minimale doelstellingen. Als we dat voor elke leerling doen, dan leggen we de lat lager.’
Van Den Branden pleit ervoor om lerareninopleiding te betrekken. ‘Er staat een legertje studenten van de lerarenopleiding klaar die nog een aantal stagelessen moeten geven. Herdenk die resterende stagelessen radicaal en schakel de studenten in als tweede leerkracht in de klas.’
4. Zomervakantie
Iedereen is het erover eens: zomerscholen zijn een goed idee. Maar er zijn wel enkele bedenkingen. ‘De allerbelangrijkste factor is deelname’, zegt cognitief psycholoog en onderwijsexpert Wouter Duyck (UGent). ‘Ik zie het gebeuren dat kinderen van hoogopgeleide ouders naar zo’n zomerschool worden gestuurd. Op zich heb ik daar niets tegen, maar je moet de kwetsbare leerlingen óók bereiken. Daar moet men extra inspanningen voor leveren.’
Ook het vrijblijvende karakter van de zomerscholen baart zorgen. ‘Als we die zomerscholen niet structureel aanpakken, dreigt het een zaak van losse initiatieven te worden’, zegt Van Den Branden. ‘Je moet heel gericht werken en bepaalde leerlingen al rekruteren op de schoolbanken.’
Ides Nicaise (KU Leuven) sluit zich aan: ‘De achilleshiel van de zomerscholen is de vrijwilligheid. En dus riskeren de sterkste scholen, die vaak de beste leerkrachten hebben, en de meest ambitieuze ouders aan het langste eind te trekken. De grote uitdaging is dus om die vrijwilligheid te organiseren in samenwerking met lokale besturen en sociale organisaties. Adviezen van klassenraden kunnen leerlingen motiveren om via de zomerschool te ontsnappen aan zittenblijven of een Battest.’
Van Den Branden ziet nog mogelijkheden. ‘Gemeenten kunnen een belangrijke rol spelen. Stel bijvoorbeeld per gemeente een leescoördinator aan. Die kan lezen bevorderen via de bibliotheken, de speelpleinen of de zomerscholen.’