In het systeem van deeltijds leren en werken stromen ruim zes op de tien jongeren uit zonder diploma
Vlaanderen slaagt er niet in om het stijgende aantal vroegtijdig schoolverlaters terug te dringen, blijkt uit cijfers van de onderwijsadministratie.
BRUSSEL I Elk jaar verlaten duizenden leerlingen het secundair onderwijs zonder diploma. In het schooljaar 20172018 waren dat er 8.031, blijkt uit cijfers van de Vlaamse onderwijsadministratie. Het aantal vroegtijdige schoolverlaters stijgt daarmee van 11,0 procent in 20162017 tot 11,9 procent een schooljaar later.
Sinds 2014 (9,3 procent) blijft het aantal vroegtijdige schoolverlaters maar stijgen. Volgens de cijfers presteert Vlaanderen nu nagenoeg net zo slecht als in 20092010, toen 12 procent van de leerlingen zonder diploma uitstroomde. In tien jaar tijd is er dus nauwelijks vooruitgang geboekt.
In het voltijdse secundair onderwijs is de grootste groep schoolverlaters nog steeds te vinden in het bso, waar 18 procent van de jongeren uitstroomt zonder diploma. In het kunst secundair onderwijs (kso) gaat het om 14 procent. In het systeem van deeltijds leren en werken stromen maar liefst ruim zes op de tien jongeren uit zonder diploma.
Komt er een piek aan?
In 2009 streefde Vlaanderen er nog naar om het aantal vroegtijdige schoolverlaters tegen 2020 te halveren. Enkele maanden geleden zei Vlaams minister van Onderwijs Ben Weyts (NVA) dat we die ‘Vlaamse doelstelling, die internationaal vergeleken bijzonder scherp is, nog niet halen.’ Deze cijfers bevestigen dat.
Experts als socioloog Bram Spruyt (VUB) wezen er toen al op dat het stijgende cijfer te verklaren is door een bloeiende economie. ‘De positieve economische conjunctuur bemoeilijkt het behalen van de doelstelling. Als de economie het goed doet, zullen jongeren sneller uitstromen om te werken’, zei Spruyt.
Maar die jongeren worden dan weer extra hard geraakt in economisch precaire situaties, waarin ze moeilijker aan een baan raken. De coronacrisis is voor hen dus zeer slecht nieuws. Daarbovenop dreigt deze crisis, door het sluiten van de scholen, het aantal vroegtijdige schoolverlaters nog op te drijven. Kristof De Witte, onderwijseconoom aan de KU Leuven, riep daarom op om de scholen na de paasvakantie te openen, omdat we anders een ‘een piek’ in vroegtijdige schooluitval riskeren.
Te vroeg het secundair onderwijs verlaten, is nog steeds sterk gelinkt met schoolse achterstand, schrijft de onderwijsadministratie. ‘Bij jongeren met een jaar schoolse achterstand verlaat 14 procent vroegtijdig de schoolbanken. De kans op vroegtijdig schoolverlaten neemt sterk toe met elk bijkomend jaar schoolse achterstand. Ongeveer de helft van de jongeren met minstens twee jaar schoolse achterstand raakt niet aan de eindmeet.’
Thuistaal en opleiding moeder bepalend
Net zoals in de voorbije jaren stromen er meer jongens te vroeg uit (14,9 procent) dan meisjes (8,6 procent). Een nog groter verschil wordt veroorzaakt door de taal die thuis gesproken wordt en het opleidingsniveau van de moeder. Bij de jongeren die thuis met geen enkel gezinslid Nederlands spreken, ligt de kans op vroegtijdig schoolverlaten meer dan drie keer zo hoog als bij jongeren die thuis uitsluitend Nederlands spreken (respectievelijk 26,8 en 7,5 procent).
Maar, zegt de administratie, ‘de verschillen naargelang van het opleidingsniveau van de moeder zijn nog sterker’. Bij jongeren van wie de moeder geen diploma lager onderwijs heeft, verlaat liefst 34,2 procent het secundair onderwijs zonder diploma.
Zoals de voorbije jaren ligt de ongekwalificeerde uitstroom erg hoog in de centrumsteden, met Brussel en Antwerpen als uitschieters (19,5 en 21,7 procent). In absolute aantallen zijn er wel meer vroegtijdige schoolverlaters in de gemeenten en de nietcentrumsteden (4.707) dan in de centrumsteden (3.174).