‘Laat het nog maar een tijdje zo traag gaan’
Heel voorzichtig gaat ook in Frankrijk de rem er na 55 dagen lockdown af. In Parijs mochten de inwoners eindelijk hun krappe appartementen verlaten. Dat doet hen duidelijk deugd.
PARIJS I Maandag was het voor Frankrijk Dday, met de D van déconfinement. Net dan pakten dikke grijze wolken samen boven een groot deel van het land en blies een kille noordenwind de zin om met zijn allen te gaan flaneren weg. Op dag twee was de hemel boven Parijs opnieuw helderblauw en staken de Parijzenaars voorzichtig hun neuzen weer buiten, 55 dagen nadat president Emmanuel Macron het land op slot gedaan had.
De dichtbevolkte regio rond Parijs werd met bijna 7.000 doden zwaar getroffen door corona en de regering waarschuwde dat de situatie er nog altijd ernstig is. Maar het economische hart nog langer stilleggen, was geen optie. En dus mag heel Frankrijk sinds deze week zonder attest terug de straat op. Of toch bijna, want in de hoofdstad zijn de regels toch iets strenger.
Geen attest? Afstappen!
Aan de ingang van metrohalte Crimée hebben drie agenten postgevat. ‘Waar gaat u heen?’, vragen ze aan een jongedame. ‘Naar het werk’, zegt ze. ‘Kan u dat bewijzen met een attest van uw werkgever? Nee? Dan zult u moeten stappen, want bussen en metro’s zijn tijdens de spits gereserveerd voor pendelaars mét attest’, klinkt het.
Op straat genieten mensen zichtbaar van hun herwonnen vrijheid, maar ze houden zich netjes aan de regels. Geen overdreven rijen voor de winkels, alleen bij het postkantoor, de bakker en de kapper. De Fransen laten zich van hun beste kant zien, Macron zei het ook al: er is gezegd dat wij een ongedisciplineerd volk zijn, en kijk nu: we respecteren de meest strikte regels die ons volk in vre destijd gekend heeft. Heeft zijn oorlogstaal dan toch indruk ge maakt? 65 procent van de Fransen ziet meer in kleine stapjes dan in een snelle terugkeer naar het normale leven.
‘Het lijkt wel een zondag ochtend’, glundert Olivier Bozon. ‘Wanneer je wakker wordt met een enorme kater en je rustig de tijd moet nemen om weer bij je positieven te komen. Als je dan in de hectiek terechtkomt van een normale Parijse ochtend, loopt het mis. Laat het nog maar een tijdje zo traag gaan. Het is rustig, maar de tristesse van de lockdown is weg.’
Gare du Nord zou op dit mo ment van de dag razend druk moe ten zijn. Maar dat is het niet. De grote hal is stil en de stationspiano is met roodwitte tape dichtge plakt. Een boomlange bewakings agent krijgt telefoon: ‘Oui maman, je fais gaffe’, ik pas op, zucht hij. De angst zit er nog in.
Videospel
De boodschap om te blijven thuiswerken lijkt aangekomen. De trein uit Compiègne is het station net binnengereden. Een paar tiental mensen stapt uit en ieder kiest de richting die hij uit moet. Als in een videospel proberen ze elkaar te ontwijken. Wie in een cirkel staat – die zijn op de grond aangebracht om aan te geven waar reizigers mogen staan – is veilig.
Iets meer naar het noorden kijkt de SacréCoeur vanop zijn Butte Montmartre uit over het ontwakende Parijs. De horde toe risten die foto’s maakt van de sky line is er (nog) niet. Muziek weer klinkt. ‘J’ai vu Paris se transformer’ zingt Aliou Loum – arties tennaam Prestige – Charles Azna
vour na. Zijn publiek bestaat uit gemaskerde Parijzenaars die de heuvel beklimmen om van het uit zicht en de lentezon te genieten. ‘J’ai vu Paris se libérer’.
Als Prestige het refrein van Ed Sheerans Perfect aanvat, houdt Isabelle Blanchard het niet meer droog. ‘Schrijf niet dat ik moest huilen van Ed Sheeran, ik schaam me dood. Het is de ontlading. Ik heb me twee maanden strikt aan de maatregelen gehouden en heb me heel alleen gevoeld. Nu ik hier sta en heel Parijs kan zien, besef ik dat ik niet alleen was.’
‘Chagrijnig volk’
‘Merci beaucoup, c’est magnifique’, zegt ze. Er hangt samenhorigheid in de lucht die Parijs vreemd is. De ‘prenez soin de vous’ vliegen in het rond. Waren Parijzenaars niet het meest norse en chagrijnige volk op aarde?
Achter de SacréCoeur klinken boormachines. De Place du Tertre ligt er verlaten bij, maar in de bistrots wordt hard gewerkt in de hoop binnenkort weer open te gaan. Wanneer weet niemand. Alleen voor Au Petit Comptoir staat een kleine rij. ‘Vente à emporter’, staat er op het krijtbord. ‘Vanavond tap ik ook bier’, zegt de barman.
Bij gebrek aan een toog staan vier mannen op leeftijd met een koffie in de hand verspreid over de stoep. ‘Georges est mort, tu sais? Niet door dat virus hoor’, zegt een van hen. Er wordt luidop gefilosofeerd over le monde d’après. Het lijkt wel een dorpsplein in een vergeten uithoek van Frankrijk. Maar dit is hartje hoofdstad. En hoewel Parijs Parijs nog niet helemaal is, lijken haar inwoners daar helemaal niet rouwig om te zijn.
‘Schrijf niet dat ik moest huilen van Ed Sheeran, ik schaam me dood. Het is de ontlading. Ik heb me twee maanden strikt aan de maatregelen gehouden’
ISABELLE BLANCHARD Parisienne