DE MYTHE VAN HET WITTE BLAD
Bij gebrek aan live sportevenementen biedt Eurosport een retrofestijn van heruitzendingen van legendarische gebeurtenissen. In Home of the Olympics ontdekte ik aldus Larisa Latynina, de Sovjetgymnaste die van 1956 tot 1964 achttien olympische medailles behaalde, waarvan negen in goud, een medaillerecord dat standhield tot het in 2012 verbeterd werd door het Amerikaanse zwemwonder Michael Phelps.
De reportage uit de Sovjettijd toonde haar onder meer tijdens een wandeling op het Rode Plein van Moskou. Telkens wanneer ze daar kwam, zwol haar hart van trots op de SovjetUnie die, zei ze met grote overtuiging, ‘de Grote Patriottische Oorlog gewonnen heeft, en vrede aan de wereld heeft gebracht’. Veel Russen delen nog altijd dat bijna religieuze geloof.
Een echo ervan weerklinkt in een op Twitter circulerende paragraaf uit een stuk van Peter Mertens in De Morgen, naar aanleiding van 8 mei: ‘Uit de overwinning op de nazibarbarij ontstonden de stelsels van sociale zekerheid, ontstond de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens, werd de dekolonisatiebeweging in het Zuiden versterkt, en werd het racisme ontmaskerd als misdadige leer die leidt tot geweld en terreur. Maar het fascisme is niet weg. Het kan altijd terugkeren. Laten we 8 mei gebruiken om te herdenken, en om te waarschuwen.’
De SovjetUnie speelde zonder twijfel een enorme rol in de ‘overwinning op de nazibarbarij’. Maar dat kan geen reden zijn om Stalin tussen de lijnen deelgenoot te maken aan alle zegeningen die de leider van de Partij van de Arbeid opsomt.
Om te beginnen kon de nazibarbarij, en konden mensenrechten in het algemeen, Stalin worst wezen. Daarvan getuigen zijn massamoordende regime, zijn antisemitisme. Hij zou met even weinig scrupules Europa verdeeld hebben met Hitler als hij later met de geallieerden deed.
En dan: ‘Het racisme werd ontmaskerd.’ In één pennenstreek verdwijnen hier eeuwen van geschriften en daden tegen slavernij en racisme, de Amerikaanse burgeroorlog incluis. Wat ontmaskerd werd, is de barbarij die kon gedijen in de voedingsbodem van haat tegen ‘het volk dat Christus gedood heeft’.
Mertens maakt ook naadloos de overgang van nazisme, dat de verschrikkelijke pathologie van een natie was, naar het ‘fascisme dat altijd kan terugkeren’. Daarmee deelt hij een breed politiek discours, onder anderen van liberalen als Karel De Gucht en Guy Verhofstadt, dat in elke patriottische of nationalistische opwelling een fatale weg naar ‘Auschwitz’ ziet. Daar zit wel een ironie in, want hoe duid je dan de rol van het vurige Russische nationalisme in de ‘Grote Vaderlandslievende Oorlog’ en de ‘overwinning op de nazibarbarij’?
Dan is er ‘het ontstaan van de stelsels van de sociale zekerheid’. Die zijn er ook niet op een tabula rasa gekomen. In Duitsland, bijvoorbeeld, voerde de ‘IJzeren Kanselier’ Otto von Bismarck eind negentiende eeuw al een stelsel in van pensioenen, ziekte en invaliditeitsverzekering voor de arbeiders. Zijn liberale tegenstanders verketterden dat als ‘staatssocialisme’. En wat de sociale zekerheid betreft, die zogezegd in OostEuropa gerealiseerd werd, de hartbrekende beelden van weeshuizen in Roemenië in 1990 getuigden van de kloof die er kon gapen tussen de communistische propaganda (aka fake news) en de realiteit.
Irriterend in de geciteerde paragraaf, en in het algemene politieke discours hier te lande dat erin weerspiegeld wordt, is ook een WestEuropees egocentrisme. Kunnen we er bijvoorbeeld eens bij stilstaan dat 8 mei voor veel huidige lidstaten van de Europese Unie niet alleen het einde van een tragedie betekent, maar tevens het begin van een nieuwe, die decennia geduurd heeft?
Het beeld van het witte blad maakt ook deel uit van de stichtingsmythe van de Europese eenmaking. In een nobel elan, aldus het verhaal, besloten zes landen het nationalisme af te zweren en een origineel project van samenwerking te beginnen. In feite was die integratie een reddingsboei voor berooide mogendheden die zichzelf uitgeput hadden in twee verschrikkelijke oorlogen. Het project dankte zijn start bovendien aan de Marshallhulp, en aan het Amerikaanse defensiescherm waarachter WestEuropa veilig kon investeren in sociale voorzorg.
Ten slotte wordt al te zeer miskend dat de grootste twee landen van bij de aanvang met tegengestelde ambities in het project stapten. Frankrijk, dat een leidende Europese rol ambieerde, was gelukkig met de Duitse deling. Voor de Bondsrepubliek, daarentegen, was Europese inbedding een eerste stap naar teruggewonnen respectabiliteit en naar het verre, maar nooit vergeten, doel van hereniging.
Dat alles blijft relevant, want de coronaepidemie stort alle EUlanden in een economische crisis, en een gecoördineerd EUbeleid zal onmisbaar zijn om de gevolgen te helpen bezweren. Alleen met kennis van en begrip voor de verschillende historische rugzak van de lidstaten kunnen we realistisch naar de mogelijkheden – en beperkingen – van het Europa na corona kijken.
Voor veel lidstaten van de EU was
8 mei 1945 niet alleen het einde van een tragedie, maar ook het begin van een nieuwe
Nederlandse schrijver. Woont en werkt in Genua.