Laatste keer van start met de woonbonus
Wie in 2019 een woonlening heeft afgesloten, kan in deze aangifte een deel van zijn afbetalingskosten fiscaal in rekening brengen. Het is de laatste groep ‘nieuwkomers’ die de Vlaamse woonbonus kan genieten.
De Vlaamse regering heeft eind vorig jaar besloten om vanaf 1 januari 2020 geen fiscaal voordeel meer toe te kennen aan wie een hypothecair krediet afsluit voor de aankoop van een eerste (gezins)woning. Vanaf dit jaar komen er dus geen nieuwe gerechtigden op de ‘Vlaamse woonbonus’ meer bij en begint het systeem (heel langzaam – over een periode van pakweg 25 jaar) uit te doven.
Ter compensatie gaan de registratierechten bij aankoop van een woning omlaag. Vlaanderen volgt daarmee het voorbeeld van het Brussels Gewest, dat een gelijkaardige beslissing al in 2017 heeft genomen.
Voor alle duidelijkheid: de afschaffing van de Vlaamse woonbonus heeft geen impact op wie al in het systeem zit. Alle woningeigenaars die in de voorbije jaren al deze belastingaftrek genoten, kunnen dat blijven doen (tot het einde van de afbetalingstermijn op hun woonlening).
Dat geldt ook voor wie in 2019 een nieuwe hypothecaire lening heeft afgesloten. Zij zijn de laatste ‘nieuwkomers’ die met de woonbonus van start kunnen gaan in hun jaarlijkse aangifte – en die voor het eerst op zoek moeten naar de juiste codes in vak IX.
Eigen woning of niet
Dat vak IX wordt door velen als het meest complexe van het hele aangifteformulier beschouwd. Met reden. Niet alleen door de omvang; de codes voor woonkrediet nemen 3 van de in totaal 14 bladzijden van deel 1 van de aangifte in beslag. Maar ook door de vermenging van federale en regionale belastingvoordelen.
Hoe komt dat? Kort samengevat: de regio’s zijn bevoegd voor de belastingvoordelen voor de ‘eigen (gezins)woning’, maar de federale staat is dat nog altijd voor de ‘andere woning dan de eigen woning’ – zeg maar uw tweede woning (zie
inzet). Daarom krijgt u in vak IX achtereenvolgens een gewestelijk hoofdstuk en een federaal hoofdstuk.
Met het begrip ‘eigen woning’ refereert de fiscus naar uw fiscale woonplaats, het adres waarop u gedomicilieerd bent dus. Bij deze aangifte is dat uw domicilie op 1 januari 2020. Als u op dat moment uw hoofdverblijfplaats in Vlaan
Vak IX wordt door velen als het meest complexe van het hele aangifteformulier beschouwd. Met reden. Niet alleen door de omvang, maar ook door de vermenging van federale en regionale belastingvoordelen
deren had, gelden voor u de Vlaamse regels inzake woonkrediet. Maar de concrete inhoud van het Vlaamse belastingvoordeel hangt af van het tijdstip waarop de woonlening is afgesloten.
Mogelijk vindt u in uw aangifte op Taxonweb de juiste wooncodes al ingevuld. De FOD Financien verkrijgt jaar na jaar meer informatie van de financiële instellingen over de afgesloten hypothecaire leningen. Dat stelt de fiscus in staat om steeds vaker zelf de juiste bedragen in de juiste wooncodes in te vullen. Dat is bij minstens 700.000 aangiftes al het geval. Moet het gezegd: u dient de ingevulde bedragen altijd goed te controleren. Vooral na een herfinanciering kan de informatie van de fiscus achterhaald zijn.
Leningen vanaf 2016
De zogenaamde ‘geïntegreerde woonbonus’ is van toepassing op de hypotheekleningen die sinds 2016 werden afgesloten voor de aankoop, bouw of renovatie van de ‘eigen woning’ (met uitsluiting van leningen die alleen hebben gediend voor de aankoop van een bouwgrond). Alle nieuwkomers met een lening uit 2019 behoren tot deze categorie.
U maakt aanspraak op een belastingvermindering van 40 procent. Partners kunnen dat voordeel onderling verdelen. Concreet kunt u maximaal 1.520 euro aangeven van wat u vorig jaar hebt betaald aan intresten en kapitaalaflossingen (in te vullen bij code
3334/4334) en aan premies voor de schuldsaldoverzekering (code 3335/4335).
Die belastingkorting gaat gedurende de eerste tien jaar met 760 euro omhoog, tot 2.280 euro, als uw ‘eigen’ woning ook uw ‘enige’ woning is. Als u dan ook nog eens minstens drie kinderen ten laste hebt (op 1 januari van het jaar na het afsluiten van de lening), komt daar nog 80 euro korting bij (ook gedurende de eerste tien jaar van de lening).
Voor wie het basisbedrag van 1.520 euro aangeeft, beloopt het belastingvoordeel 608 euro. Wie alle toeslagen geniet (dus als u geen andere woning in bezit hebt en drie kinderen ten laste hebt), krijgt een korting van 944 euro.
Leningen voor 2016
Bij ‘oudere’ leningen, die dateren van vóór 2016, zijn de spelregels dezelfde gebleven. U kunt dus in grote lijnen dezelfde werkwijze hernemen als bij de aangifte van vorig jaar, met deze beknopte handleiding als leidraad.
Leningen uit 2015. In dit overgangsjaar was de zgn. ‘verlaagde woonbonus’ van toepassing. Met een kleinere belastingkorting dan bij het systeem van de ‘oude woonbonus’, uit de voorgaande periode 20052014 (zie hieronder), maar met dezelfde grensbedragen als bij de ‘geïntegreerde woonbonus’
(zie hiervoor). U vult de codes in vanaf 3360/4360. Leningen uit 20052014. Hier gaat het om de ‘oude woonbonus’, met toen nog hogere grensbedragen (het Vlaamse basisbedrag was toen 2.280 euro, plus 760 euro toeslag in de eerste 10 jaar) en een hoger tarief van belastingverlaging (tot maximaal 50 procent). Dat tarief dateert overigens van voor de regionalisering van de woningfiscaliteit. U vult de codes in vanaf 3370/4370.
Opgelet: als u tot deze tijdscategorie behoort, kan het zijn dat u in deze aangifte geen aanspraak meer kunt maken op de verhoogde toeslag van 760 euro. Die toeslag geldt immers alleen gedurende de eerste tien jaar van de looptijd van de lening. Concreet: wie zijn lening heeft afgesloten in 2009, verliest nu dat extraatje en valt terug op het basisbedrag van 2.280 euro. Wie een lening heeft uit 2010, zal dit jaar voor de laatste keer in code 3372/4372 ja kunnen invullen (en recht hebben op de toeslag).
Leningen vóór 2005. Toen heette het belastingvoordeel op woonkrediet nog het ‘bouwsparen’. De procedures die toen geldig waren, zijn dat nu nog altijd: u moet de intresten en kapitaalaflossingen gesplitst aangeven, bij respectievelijk de codes 3146 en 3355/4355.
De korting wordt berekend tegen uw marginale aanslagvoet (met een minimum van 30 procent).