Eeuwig knopen aannaaien
Kreek Daey Ouwens schreef met Echo echo een enerverende leeservaring, die eens te meer duidelijk maakt dat het medium ‘poëziebundel’ nog lang niet ten dode is opgeschreven.
Anno 2020 bestaat de poëzie misschien wel sterker dan ooit uit losse gedichten. Er is geen stad te bedenken of er bevindt zich een gedicht in de openbare ruimte, er circuleren coronagedichten om de quarantaine te bezweren en bloemlezingen doen het al jaren beter dan afzonderlijke uitgaven van individuele dichters. In zo’n klimaat moet je het maar durven om een bundel te publiceren waarvan de losse gedichten nauwelijks op zichzelf kunnen staan, maar hun zeggingskracht vooral ontlenen aan hun plaats in het geheel. Met Echo echo schreef Kreek Daey Ouwens zo’n bundel. Ze biedt een enerverende leeservaring, die eens te meer duidelijk maakt dat het medium ‘poëziebundel’ nog lang niet ten dode is opgeschreven.
Zoals vaker in Daey Ouwens’ oeuvre gaat het in Echo echo om het universele thema van de herinnering. Al vanaf het openingsgedicht wordt duidelijk dat de verteller van deze bundel iets achter zich te laten heeft:
‘Opnieuw beginnen.
Opnieuw beginnen in een wereld die niet meer is dan een emmer vuil bloed.
Wij spelen eromheen.’
Deze regels zijn illustratief voor het talent van de dichter. De herhaling van ‘Opnieuw beginnen’ is een fraaie vondst, omdat daarmee het principe van de echo onmiddellijk verbeeld wordt. Ook het enjambement na de tweede regel onderstreept hoe uitgekiend Daey Ouwens te werk gaat: de wereld in deze bundel is door Daey Ouwens’ versificatie tegelijkertijd een verdwenen wereld en een emmer vuil bloed. Het contrast tussen het bloed en het spelen creëert op zijn beurt van meet af aan spanning. Spanning tussen vroeger en nu, tussen prille jeugdherinneringen en de wending die het leven daadwerkelijk genomen heeft.
Sluimerend
Dat Daey Ouwens die spanning weet te creëren is extra knap, omdat haar teksten bijzonder kort zijn en omringd worden door grote hoeveelheden wit. De dichter kan in een minimum aan woorden een maximum aan beladenheid oproepen, zoals in de volgende twee regels: ‘Ik naai een knoop aan jouw jas.
Elke steek telt.’
De beladenheid zit hier in de tweede zin. Aan de ene kant spreekt daar een zekere toewijding uit, maar in de ‘steek’ zit ook een sluimerende agressie die wordt versterkt in andere fragmenten uit de bundel. Honderd pagina’s na bovenstaande regels lezen we namelijk opeens de zin ‘ik moet een knoop aannaaien’ naast de woorden ‘ik moet weggaan’, waardoor het beeld negatiever geladen wordt. Nog wat verder zegt ene Camilla, een meisje uit de jeugdherinneringen van de ‘ik’:
‘en nu weten we hoe alles in elkaar steekt bloed moet we zijn verstrikt in een val we rapen sokken op van de grond we naaien een knoop aan we zijn een meisje’
Hier wordt het ‘aannaaien van een knoop’ expliciet gekoppeld aan het vrouwzijn, en dat betekent op zijn beurt: verstrikt zijn in een val. De eerdere regel ‘Elke steek telt’ krijgt daarmee definitief iets verbetens. Zo gaat Daey Ouwens ook te werk met andere passages aan het begin van Echo echo: ze zet de draad van meet af aan onder spanning, maar trekt deze gedurende de bundel steeds strakker aan – net zolang tot het tot een bevrijding komt.
Huwelijk
Dat laatste blijkt mooi uit de gedichten met de titel ‘Huwelijk’ (Echo echo telt er drie). Daey Ouwens verbeeldt het echtelijke leven vooral als een sleur: ‘Niet zo veel later een avond dat je thuiskwam / moe ik schoot in mijn rol warme melk we gingen / naar bed’. Dat de ‘ik’ in een rol moet schieten, zegt genoeg over het keurslijf waarin ze zich bevindt. Meer metaforisch drukt ze dat uit in het kadergedicht, waarin mensen in het huwelijk worden vergeleken met meegaande bloemen die de bloei achter zich hebben gelaten, en die je eigenlijk zou moeten mijden.
Wie zich opsluit in een huwelijk, suggereert Daey Ouwens, zit ‘verstrikt in een val’ waarbij ze de knopen van haar man zal moeten aannaaien, als in een eindeloze echo. De dichter, echter, is een eigenzinnige kunstenaar die het weefsel een onverwachte richting in stuurt. In de vierde cyclus loodst ze namelijk als uit het niets ook de wereldpolitiek in haar bundel binnen. We maken daarin kennis met een vrouw die zich aan tafel uitgegumd voelt, waarna de focus opeens verschuift naar een dikke man:
‘De hemel boven de dikke man is dezelfde hemel als die boven de zee.
De dikke man zegt: Rechts. Rechts. Rechts.
Hij steekt zijn hand op.
Hij steekt zijn hand op boven zijn land. Melania heeft een dichtgestopte mond.’
Het is natuurlijk bijzonder verleidelijk om ‘Melania’ op te vatten als Melania Trump, zeker naast de ‘dikke man’ die zijn hand opsteekt ‘boven zijn land’. De dichtgestopte mond onderstreept in die lezing hoezeer de misogyne patriarch Donald Trump zelfs zijn eigen vrouw monddood maakt. Zoals zo veel elementen in Echo echo komt Melania later in de bundel voor een tweede keer terug: ‘Melania kleedt zich aan. / De kleren zijn van de dikke man. / Ook de spiegel is van hem. / De geborduurde lakens. / De bloemen in de vaas.’ De opsomming gaat nog even door, tot zelfs ‘de wolken’ van de dikke man blijken te zijn. Daey Ouwens zou echter geen dichter zijn als ze meeging in Trumps retoriek. In een eerste gedicht laat ze Melania eigenwijs naar links bewegen (terwijl: ‘De dikke man zegt: Rechts. Rechts. Rechts.’), en vervolgens staat ook de president helemaal alleen: ‘Toen kwam er een reusachtige witte wolk en slokte / de dikke man op.’ Het scenario ontvouwt zich traag, een langzame bundel lang, maar juist daarin schuilt de kracht van Echo echo. Bij Daey Ouwens ontsnapt de dichterlijke vrijheid zelfs uit een dichtgestopte mond.
Kreek Daey Ouwens Echo echo. Vleugels, 176 blz., 23,95 €