HET EINDE
‘Op het moment van ons sterven scheidt de pijnappelklier een stof uit die ons in een gelijkaardige trance brengt als wanneer we een orgasme beleven of mediteren. Zo heb ik het toch gelezen. Ons lichaam brengt ons dus tot rust zodat datgene wat wij ‘ziel’ noemen zich niet verzet. Mijn nieuwsgierigheid naar die mogelijke schoonheid van de dood maakt dat ik alleen wil sterven. Als ik op dat moment door dierbaren omringd zou zijn, lijkt het me moeilijk om los te laten en te letten op wat ik werkelijk aankijk. Misschien zal dat alleen maar iets fysieks blijken te zijn, misschien is het toch iets anders.’
‘Voor mijn eigen dood ben ik dus niet bang, terwijl de angst om geliefden te verliezen er wel diep in zit. Dat is altijd zo geweest. De dood was als kind al een thema voor mij omdat mijn moeder na haar uren palliatief vrijwilliger was. Ze sprak zeer zachtaardig over dat stervensproces. Ik doorploegde in onze woonkamer de mand met bidprentjes van mensen bij wie mijn moeder aan het bed had gezeten. Ik keek naar de sterfdata en probeerde daaruit een mediaan af te leiden om te zien hoe ver mijn grootouders en ouders daar nog van af waren.’
‘Omdat ik zo bang was hen te verliezen, heb ik lange tijd afstand genomen. Ik verhuisde snel naar Antwerpen en ging veel reizen in de hoop daardoor de doemscenario’s over de dood van mijn dierbaren draaglijker te maken. Maar recent zag ik in dat die verwijdering ervoor kan zorgen dat ik naast verdriet ook spijt heb van de tijd die we niet hebben gedeeld. Sindsdien zoek ik meer toenadering.’
‘Ik denk dat mijn angst voor verlies vooral terug te voeren is tot de zelfmoord van een vriend toen ik acht en hij zestien was. Doordat hij Frans sprak, begrepen we elkaar niet woordelijk, maar ik kroop steeds direct bij hem op schoot. De brutaliteit van zijn dood en het wegvallen van een gedeelde toekomst brachten me maanden van mijn stuk. Ik ervaarde ook schaamte dat ik zijn dood niet had kunnen voorkomen.’
‘Nog steeds wanneer iemand te jong sterft, word ik gevloerd door onmacht. Wat dan helpt, is extreem geweld onderzoeken, mezelf verdiepen in artikels over seriemoordenaars of kijken naar films als Kill Bill of C’est arrivé près de chez vous. Als meisje van acht kreeg ik kracht door verhalen te lezen over amazones die mannen afslachtten. Ik schreef ook brieven na de zelfmoord aan die vriend. Een ervan eindig ik met de curieuze zin: “Toen stierf is 29 en schreef de romans ‘We zijn water’ (2013) en ‘Vraag het aan de bliksem’ (2015). In 2016 won ze het Nederlands en Europees Kampioenschap Poetry Slam. Haar poëziedebuut ‘We komen van ver’ volgde in 2017. het konijn, de welp nam hem mee naar zijn lievelingsplaatsen en at hem daar op.” Ik word er vrolijk van als ik dat lees.’
‘Heel anders ging het toen ik vorig najaar mijn grootvader verloor. Door zijn afasie hadden we bijna dertig jaar lang alleen nonverbaal contact, maar net daardoor gingen we elke keer naar de essentie: “Ziet gij mij? Ik zie u.” Onvoorwaardelijk liefde. Ik ging zijn lichaam meermaals groeten, ook om er zeker van te zijn dat ik me zijn dood niet had verbeeld. Als ik nu piano speel, lijkt het of hij meeluistert. Echt praten met mijn doden doe ik niet, het is eerder alsof ik het gesprek met mezelf voortzet met hen erbij. Het gaat altijd over essentiële dingen.’
‘Gelukkig kan ik met mijn melancholie en onmacht aan de slag als ik schrijf. Op papier kan ik een creatief antwoord bieden, bijvoorbeeld op de moord op Julie Van Espen of op mijn achternicht een jaar eerder. Hun dood schokt me zo dat ik naarstig een alternatief einde zoek. Daarom voer ik tegenwoordig graag vrouwelijke personages op die geweld niet schuwen.’
‘De rouw om mijn grootvader leidde tot iets heel anders: kinderverhalen die voorlopig nog in mijn kast blijven liggen en waarin mijn opa een schildpad is geworden die zich terugtrekt in een winterslaap. Veel naiever dus, maar minstens zo troostend.’
‘Weet je wat nog een grote invloed heeft op mijn schrijven? Het groeiende besef dat wij door de eeuwen heen een collectief verhaal maken, een dat verleden, heden en toekomst overspant. Ik heb zelf altijd het vage gevoel gehad dat ik hiervoor al heb geleefd. Dat komt omdat ik flitsen van herinneringen krijg die ik heel goed herken, maar die niet bij mijn eigen leven horen, beelden die niet gevoed zijn door wat ik meemaakte of wat iemand me vertelde.’
‘Dat gevoel versterkte toen ik twee jaar geleden voor het eerst naar Roemenië reisde. Het was alsof ik in Boekarest thuiskwam. Ik sprak ook verrassend snel Roemeens. Ik sta kritisch tegenover dat soort spirituele ideeën, maar als ik integer ben, moet ik die flitsen erkennen. Ze triggeren mij om, anders dan in mijn eerste boeken, waarin ik vooral het nu wilde vangen, te gaan schrijven op grotere schaal, met aandacht voor dat collectieve verhaal en voor al die flitsen die misschien de dood wel overstijgen.’
Opgetekend door Katrien Steyaert
‘Gelukkig kan ik met mijn melancholie en onmacht aan de slag als ik schrijf ’