De vrouwen van Arthur Schnitzler
Klassiek Arthur Schnitzler was een notoir vrouwengek, maar in De jonge weduwe toont de Oostenrijkse schrijver zich als vrouwenliefhebber.
‘Joodse vuilschrijverij’, noemde Hitler de werken van de Weense schrijver Arthur Schnitzler (18621931). Ze verdwenen op de brandstapel samen met de boeken van die andere Weense Joden, Freud en Zweig. Modernisme en decadentie, het moest de wereld uit. Nu was Hitler niet de enige die Schnitzler als pornograaf zag, de Weense bourgeoisie was het daar anno 1900 mee eens geweest. De moeder van Schnitzlers aanstaande echtgenote had haar gewaarschuwd: als een meisje naar een toneelstuk van Schnitzler ging kijken kon ze haar reputatie wel vergeten. En als echtgenote van Schnitzler moest je zijn talloze affaires door de vingers zien. De man hield een dagboek bij waarin hij elke verovering en elk orgasme noteerde en vrijwel al zijn werken hadden een seksueel motief.
Toen hij daar door een journalist op gewezen werd, antwoordde Schnitzler: ‘Ik schrijf over liefde en dood. Zijn er andere onderwerpen?’ Het mocht dus niet verbazen dat hij, een paar maanden nadat hij een verloren gewaand jeugdliefje in bed had gepraat, de inspiratie voelde stromen. Het meisje, Fanny, kon hem na die ene nacht niet meer boeien (‘Fännchen abgeschrieben’, klonk het harteloos in zijn dagboek). Maar als Berta Garlan in de roman De jonge weduwe (1901) kreeg ze een tweede kans. Met de passie van een literaire Freud stortte Schnitzler zich op het gevoelsleven van zijn heldin.
De jonge weduwe Berta woont in een slaperig stadje aan de Donau. Ze studeerde ooit piano in Wenen maar haar ouders verzetten zich tegen een muzikantencarrière. Daardoor verloor ze ook het contact met haar jeugdliefde Emil – ondertussen een beroemde violist. Na de dood van haar ouders trouwt Berta met een behulpzame verzekeringsmakelaar. Ze doet het uit dankbaarheid, niet uit liefde. Van haar huwelijksreis herinnert ze zich teleurstelling en vage schaamte en ‘enigszins vervelingwekkende avonden, zo helemaal anders dan de avonden die zij zich als heel jong meisje had voorgesteld bij een pril huwelijk’.
Fatsoen
Ze legt zich neer bij haar leven, krijgt een zoontje en verliest na drie jaar onverwacht haar man. Haar schoonfamilie (‘goede, fatsoenlijke mensen’) helpt haar aan klanten voor pianolessen. Als ze in de krant de aankondiging ziet van een vioolconcert met jeugdliefde Emil wordt er iets in haar wakker, ‘een vraag in haar ziel’ waarvoor ze in zijn oude brieven het antwoord zoekt. Plots ziet ze een uitweg uit een grauw bestaan ‘dat ze zonder hoop, ja, zonder verlangen, had geleid in een dofheid die haar op dit moment onbegrijpelijk voorkwam’.
Berta schrijft Emil een brief, hij nodigt haar uit naar Wenen te komen. Dat tripje zet een storm van gevoelens in gang, een monologue intérieur waarin Berta greep probeert te krijgen op haar smachtend hart. Zij, een provinciaaltje zonder veel zelfvertrouwen, is volkomen van de kaart als Emil haar meeneemt naar een hotelkamer – niet naar zijn huis, niet naar de rest van zijn leven. En toch weet ze na die paar uur: ‘Als hij van haar zou verlangen: leef een jaar, leef deze zomer met mij, maar dan moet je sterven – ze zou het doen.’ Al wat vóór Emil kwam is uitgewist, zelfs haar fatsoen.
Of de affairevanéénnacht tot het hooggestemde geluk leidt dat Berta zich droomt laat zich raden. Een wereldwijze vriendin probeert haar te waarschuwen: ‘Alle mannen zijn infaam, zolang het mannen zijn.’ Maar ook die wereldwijze vriendin – mooi, met een verlamde echtgenoot en geheime rendezvous in Wenen – zal moeten lijden onder ‘de grote onrechtvaardigheid in de wereld’: verlangen naar liefdesgenot is een zaak van mannen én vrouwen, maar alleen vrouwen boeten ervoor. Zeker anno 1900.
Fijngevoelig
Schnitzler loodst zijn Berta met al het raffinement van een findesiècleschrijver door de crisis, en – wat toch wel verbaast – met alle fijngevoeligheid die hij de liefjes in zijn leven niet betoonde. De vrouwengek toont zich hier ook een vrouwenliefhebber. Dat geldt in iets mindere mate voor vertaler Jef Rademakers, ooit tvmaker en bedenker van de PinUp Club. In zijn ergerlijk lichtzinnige nawoord noemt hij Berta preuts, hypocriet, hitsig, koket en ‘een trut’, zij het dat ze ook ‘onweerstaanbaar’ is en nooit de sympathie van de lezer verliest. Die neerbui
Verlangen naar liefdesgenot is een zaak van mannen én vrouwen, maar alleen vrouwen boeten ervoor. Zeker anno 1900
gendheid verklaart misschien waarom hij Schnitzlers titel Frau Berta Garlan veranderde in het generische (en sexy?) De jonge weduwe.
Maar verder mag u gerust zijn: de vertaling is stijlgetrouw en laat Berta Garlan schitteren in haar complexiteit, in de pijnlijke melancholie van haar kleine leven. Na het lezen van de roman begrijp je waarom Freud zijn zielsverwant Schnitzler prees voor zijn ‘intuïtieve begrijpen’ van de menselijke natuur, daar waar Freud er een leven van studie voor nodig had. Dat het allemaal draait om liefde, lust en dood, daar waren de twee mannen het hartsgrondig over eens. Liefde en dood, daar kon zelfs Hitlers brandstapel niet tegenop.
Actrice
De Bezige Bij, vertaald door Maaike Bijnsdorp & Lucie Schaap, 280 blz., 22,99 euro (eboek 13,99 euro), oorspronkelijke titel: ‘Actress’