Scoren op Zoom met je thuiskantoor
Mijn home office staat na twee maanden min of meer op punt: de wifi is in orde gebracht, op mijn laptop is een extra monitor aangesloten, ik zit in een behoorlijke bureaustoel en mijn headset ligt klaar voor de videoconferenties. Maar het is allemaal tijdelijk bij elkaar geïmproviseerd. Terwijl we intussen weten dat thuiswerken een flink onderdeel wordt van het nieuwe normaal dat zich stilaan ontvouwt.
In dat nieuwe normaal moet je home office niet meer simpelweg oké zijn. Nee, je wilt een professionele cockpit, van alle comfort en technologie voorzien, goed afgesloten van de woonruimtes. En met goede verlichting – jij en je kantoortje moeten scoren op Zoom of Teams.
Zes maanden geleden moest ik mijn laptop vervangen. Ik kocht een netgoedgenoeg exemplaar. Wat betreur ik
dat nu! Steeds meer mensen zien hun werkplek thuis als iets waar ze in willen investeren. Geen wonder dat het saaie Microsoft onlangs zulke mooie cijfers kon voorleggen. Aandelen van Microsoft staan op de beurs fors hoger genoteerd dan op 1 januari – van de grote technologiebedrijven kunnen alleen Amazon en Netflix dat ook zeggen. Die goede resultaten van Microsoft hebben niet rechtstreeks te maken met de gestegen vraag naar nieuwe pc’s, want de fabrikanten krijgen er niet genoeg geleverd om aan die vraag te voldoen. Maar op de pc’s die wél in gebruik zijn, draait steeds vaker software van Microsoft zoals Office 365 en, natuurlijk, Teams.
Het lijkt alsof een meer dan tien jaar oude trend plots is gekeerd. De lancering van de eerste iPhone in 2007 zette de technologiewereld op zijn kop: persoonlijke apparaten zoals je smartphone werden veel belangrijker dan professionele apparaten zoals je computer. Mensen wilden zelfs hun werk zo veel mogelijk doen op dat persoonlijke toestel, ook al was het daar niet echt geschikt voor.
Een van de redenen dat mensen graag extra betaalden voor een smartphone, was dat het een toestel is waar je mee gezien wordt. Je kantoortje thuis, daarentegen, kreeg niemand ooit te zien. Tot nu – want intussen zitten er dagelijks acht collega’s bij mij binnen te kijken. En mijn smartphone? Die zit nu meestal gewoon in mijn zak; mails lezen of websites bezoeken doe ik er minder vaak op, want thuis is er altijd wel een groter scherm te vinden. Eigenlijk dient mijn smartphone tegenwoordig nog het meest om, geloof het of niet, ermee te bellen.
En dus is het geen wonder, dat voor steeds meer mensen een smartphone van de middenklasse al goed genoeg is. Apple pakt uit met zijn goed getimede iPhone SE. Samsung had al veel langer middenklassers in zijn gamma, maar dat waren ondergeschoven kindjes. Nu wordt de Galaxy A51 in de markt gezet voor de prijsbewuste consument. Merkwaardig detail: in de Amerikaanse pers worden de iPhone SE en de Samsung Galaxy A51 voortdurend met elkaar vergeleken, omdat ze er allebei 400 dollar kosten. Maar bij ons kost de iPhone SE bijna 500 euro, terwijl je de A51 al hebt voor minder dan 300 euro. Zouden zulke rare prijsverschillen ook bij het nieuwe, gedeglobaliseerde normaal horen? Hoe dan ook: de strijd tussen de iPhone SE en de Galaxy A51 is in 2020 misschien bepalender voor het succes van hun fabrikant dan die tussen iPhone 11 Pro en Galaxy S20. En misschien blijft dat de komende jaren zo.
Als we minder uitgeven aan onze smartphone, gaat dat geld dan naar een chique laptop of zelfs desktop? Dat weet ik nog zo niet. Ik vermoed dat de meeste mensen eerder in de randapparatuur zullen investeren. Het hangt er ook een beetje vanaf wie er straks gaat betalen voor dat comfortabele, ergonomische thuiskantoortje van ons: wij, of onze werkgevers?
En nu we het daarover hebben, nog een vraagje: wie is er verantwoordelijk voor de ITbeveiliging van dat mooie thuiskantoortje? Het correcte antwoord is natuurlijk: uw baas. Helaas weet die dat nog niet.
Mensen betaalden graag extra voor een smartphone, omdat het een toestel is waar je mee gezien wordt. Je kantoortje thuis, daarentegen, kreeg niemand ooit te zien. Tot nu