201
Marcin Wasilewski heeft één triest en flink veel driestere momenten in zijn carrière, maar wat hem op 7 mei 2016 overkwam, wens je geen sterveling toe. Die zaterdagavond gaf zijn Leicester City in eigen stadion Everton partij, in een heuse galawedstrijd: de jongens van Claudio Ranieri waren vijf dagen eerder al kampioen geworden, thuis voor de buis, toen Tottenham gelijk speelde bij Chelsea. Vardy en co. hadden dus een feestweek achter de rug. Voor aanvang van de partij werd de toeschouwers bezworen voor al niet te roken, een vonk en de boel vloog in de fik, zozeer waren de spelers (ook, what’s in a name?, Danny Drinkwater) in een alcoholwalm gehuld. Toch legde Leicester City nog spelenderwijs het elftal van Roberto Martínez en Romelu Lukaku over de knie.
In de coulissen stonden de bobo’s van de Premier League te wachten, om de meest verrassende kampioen uit de Engelse voetbalgeschiedenis te kronen. Daar kwamen een snel in elkaar gezet podium en een reusachti ge beker en blinkende medailles aan te pas. De spelers glunderden, wentel den zich in de sympathie van voetbal supporters wereldwijd, maar één man baalde als een stekker: Wasilewski. Hoewel hij net zijn exploegmakker van bij Anderlecht in zijn broekzak had gestoken, werd hij botweg overgeslagen bij de ceremonie. Zo zijn de regels van de Premier League: wie geen vijf wedstrijden op het veld staat, komt niet in aanmerking voor eremetaal. Wasilewski mag dan sinds de overtreding van Witsel uitdrager zijn van de uiterst dubieuze spreuk ‘What doesn’t kill you makes you stronger’, dit hakte er duidelijk in. Met een gezicht als een oorwurm stond hij toe te kijken hoe zijn ploeg makkers met goud omhangen werden. Geëxposeerd in zijn nutteloosheid, uit het verborgene opgedoken op het moment dat het te laat was. Geen kampioen.
Wasilewski is 39, en voetbalt nog steeds. Bij Wisla Krakau, dertiende toen de Poolse competitie werd stopgezet. Eén plaats boven Korona Kielce. Van de pijn van zijn verschrikkelij ke beenbreuk wist hij nog iets te maken: de wolf werd schaap, niemand durfde die dagen de Bijbel open te slaan en Mattheus te lezen: ‘Wie met het zwaard omgaat, zal door het zwaard vergaan.’ De martelaar Wasilewski was geboren, en maakte indruk: meer dan één ploegmakker verklaarde later dat het beulswerk waaraan de Pool zich tijdens zijn revalidatie onderwierp de mentaliteit van het team aanscherpte.
Ook Kenny Dalglish werd officieel maar zes keer kampioen met Liverpool, en geen acht. Dalglish was 39 en spelercoach toen Liverpool in 1990 zijn laatste landstitel pakte. Hij gunde zichzelf een paar minuten toen die titel al binnen was, in de voorlaat ste wedstrijd van het seizoen, thuis tegen Coventry, tot jolijt van het publiek. Twee jaar eerder had hij maar twee matchen achter zijn naam. Ook de titel van 1988 staat dus niet op zijn palmares vermeld.
In april was het schrikken. Het coronavirus had Dalglish te pakken. De man die Liverpool op Wembley de Beker der landskampioenen bezorgde in de finale tegen Club Brugge werd opgenomen in het ziekenhuis. Hij was net 69, en dus een risicopatiënt. In tabloids klonk alras dat hij de dood in de ogen keek.
Niks nieuws voor Dalglish, de Zelig onder de voetballers of, als verwijzingen naar Woody Allen intussen not done zijn, de Forrest Gump der sjotters. Dalglish beleefde in zijn rijke voetbalcarrière maar liefst drie voetbalrampen, die samen 201 dodelijke slachtoffers eisten.
Hij was erbij op de Heizelvlakte in 1985, toen een combinatie van hooligans, drank, een krakkemikkig stadion en een ontoereikende en onvoorbereide politiemacht tot 39 Italiaanse doden leidde. Later op de avond voet balde hij nog mee, want de finale werd alsnog beslecht, Michel Platini scoorde voor Juventus en juichte. Dal glish sjokte naar binnen, met gebogen hoofd, denkend aan zijn geboortestad, aan Ibrox Park, het stadion van de Rangers, de ploeg waar hij van kinds been af voor supporterde.
Het was Celtic dat hem had kunnen inlijven, en als twintigjarige speler van Celtic zat hij op 2 januari 1971 in de tribune: reservespelers waren nog niet talrijk, Dalglish was negentien en stond die dag niet op het wedstrijdblad. Eén minuut voor tijd scoorde Celtic, 01, weer een minuut later maakten de Rangers nog gelijk. Die dubbele apotheose leidde tot
Met een gezicht als een oorwurm stond Marcin Wasilewski toe te kijken hoe zijn ploegmakkers met goud omhangen werden
paniek, 66 supporters lieten het leven toen ze bij Gate 13 massaal naar buiten probeerden te gaan.
Nog was Dalglish’ lijden niet voorbij. Hillsborough moest nog komen. Halve finale van de FA Cup, op neutraal terrein, het stadion van Sheffield Wednesday, april 1989. Omdat de politie vreest dat te veel supporters op elkaar gepakt staan, wordt het bevel gegeven de deuren van de staantribune te openen. Met averechts effect: de mensen die nog niet in het stadion zijn geraakt, dringen nu binnen. Er ontstaat paniek, 96 Liverpoolsupporters worden vertrappeld. De politie zet vrijwel onmiddellijk een coverup op het getouw: de supporters waren hooligans én stomdronken, luidt de officiële versie. Dat de nagedachtenis van 96 onschuldige mensen op die manier besmeurd werd, was van minder belang dan het gezichtsverlies van het korps.
In de week nadien regelt Dalglish het dat op elke begrafenis minstens één van zijn spelers aanwezig is. In die tijd leverde dat geen wit zieltje op, je kon je aanwezigheid niet hashtaggen. Dalglish draagt zijn jongens op discreet te zijn, achter in de kerk te blijven. Topcoach.
Als de Premier League straks weer opstart, wordt Jürgen Klopp de eerste coach sinds Kenny Dalglish die kampioen speelt met Liverpool. Dertig jaar later. In een leeg stadion. Het zou een machtige beslissing van de FA zijn om Dalglish als enige op Anfield toe te laten. Dat rode bastion, en daarin dan die ene man. Sir Kenny Dalglish. Die 201 mensen mee binnenloodst.
Filip Joos is voetbalcommentator voor de VRT en Play Sports. Zijn column verschijnt wekelijks op zaterdag.