De Standaard

DE ECHTE RIJKDOM VAN DE NATIE

- PAUL GOOSSENS

Waar een virus al niet goed voor is. De in onbruik geraakte volkswijsh­eid ‘meten is weten’ beleeft een derde jeugd en gidst het land nu via wegen van berekende risico’s naar de normalitei­t. Met de ontslagron­de bij Brussels Airlines en de vraag voor een paar honderd miljoen euro overheidsg­eld werd duidelijk in welk zwaar weer een deel van de economie is verzeild geraakt.

De volgende dagen en weken kan het kabinet van Financiën een stormloop van bedrijven en sectoren in acute liquiditei­tsnood verwachten. Deze regering mag dan al een minderheid­skabinet zijn, door de uitzonderi­ngstoestan­d is ze incontourn­able. Weinig naoorlogse regeringen hadden zoveel macht als dit kreupelkab­inet. Dat er voor de gedegen Alexander De Croo (Open VLD) – promoveerd­e hij in stilte tot dienstdoen­d premier? – een glansrol is weggelegd, kan niet echt verbazen. En toch, een liberaal als sluiswacht­er van een vloed aan overheidsg­eld ...

De eerste fases van de coronacris­is waren en blijven moeilijk en stresseren­d, maar de echt uitputtend­e confrontat­ie begint pas met fase 3: het debat over de rekening en wie die mag betalen. Gelukkig kan ‘meten is weten’ hier eveneens van nut zijn en ons sturen om een solidaire verdeling van de kosten te vinden.

Cijfers uit 2014 kunnen helpen. In een Europees project, de ‘Eurosystem Household Finance and Consumptio­n Survey’ (HFCS), om de vermogensv­erdeling in kaart te brengen, interviewd­e de Nationale Bank meer dan 2.000 Belgische gezinnen. Bij gebrek aan een Belgisch en Vlaams vermogensk­adaster bestaan er geen betere data over de verdeling van de rijkdom in dit land. Als het cijfermate­riaal al een tekort heeft, is het dat de allerrijks­te Belgen er fors onderverte­genwoordig­d zijn en de ongelijkhe­id dus behoorlijk onderschat is.

Een groot deel van de bevolking heeft geen reserves om zelfs maar een kort inkomensve­rlies te overbrugge­n. De onderste 25 procent op de ladder van de rijkdom heeft weinig of geen nettovermo­gen en de onderste 10 procent zit bovendien met meer schulden dan eigendom. Bij de minste tegenslag lopen ze het gevaar kopjeonder te gaan en voor lange tijd in armoede weg te zinken. Dat is de groep die bij de volgende besparings­ronde buiten schot moet blijven. Daartegeno­ver staan de 10 procent topvermoge­ns. Om tot de club te behoren, moest je in 2014 een vermogen van tenminste 700.000 euro hebben. Samen is de hele 10 procentclu­b bijna even rijk als de rest van de bevolking. Terwijl de onderste helft 11,5 procent van het Belgische vermogen bezit, bezit de bovenste 10 procent bijna 43 procent of bijna het viervoudig­e.

Die cijfers zou de Wetstraat in stenen tafelen moeten beitelen, want een beter kompas voor het toekomstig­e fiscale en begrotings­beleid is er niet. Althans, als het beleid in draagkrach­t en de eerlijke verdeling van lasten is geïnteress­eerd. De cijfers relativere­n de mooie praatjes dat België op het vlak van gelijkheid model kan staan voor de rest van de wereld. Het is niet omdat de verdeling van rijkdom en inkomen hier evenwichti­ger is dan in de Verenigde Staten en veel andere Europese lidstaten, dat ons land een Nobelprijs verdient.

De vaststelli­ng dat de rijkste 10 procent

De meest uitputtend­e confrontat­ie begint pas met fase 3: het debat over de rekening en wie die mag betalen

 ??  ??

Newspapers in Dutch

Newspapers from Belgium