‘Het idee dat we ons familiebedrijf zouden kwijtraken, maakt me gek’
Als ze door haar raam kijkt, ziet Charlotte Eelbode (30) ze staan. Elf autocars. Normaal zouden die nu, volgepakt met senioren, op weg zijn naar een Europese bestemming. Ze zouden kinderen vervoeren op schooluitstap, of fans naar concerten van Studio 100. Ze zouden uitstappen maken met ouderen uit woonzorgcentra. Maar omdat niemand nog ergens heen gaat, en al zeker niet in groep, blijven de bussen werkloos op de parking staan.
‘Sinds half maart ging het mes erin’, zegt Eelbode. Met haar broer en ouders leidt ze het Tieltse autocarbedrijf De Meibloem. ‘Verenigingen zegden hun uitstappen en pakketreizen af tot eind september. Omdat er sprake is van een tweede golf, durven mensen ook niet in te schrijven voor het najaar. We hebben geen enkel perspectief.’
‘Ondertussen tikken de verliezen aan. Het voorbije jaar investeerden we 1,3 miljoen euro in onze vloot, alle bussen zijn voorzien van Euro6motoren om de lageemissiezones binnen te mogen. Wij zijn
een kapitaalintensief bedrijf, die bussen moeten in het hoogseizoen zeven op zeven renderen. Maar nu is het hier onwezenlijk stil.’
Bloemetje van de klanten
Twintig procent van de omzet haalt De Meibloem uit busritten voor De Lijn. ‘Daarmee redden we het niet. We zitten met zoveel vragen. Welke toekomst heeft het toerisme? Zullen senioren nog samen met de bus op reis durven? Ik geloof in wat wij doen, omdat we mensen samenbrengen en een alternatief bieden voor vliegreizen. Maar wat als fysieke afstand het nieuwe normaal wordt?’
Charlotte en haar broer zijn vierde generatie in het bedrijf. ‘We hebben altijd hard gewerkt. Nu vallen we in een put. Je kunt niet blijven de bureaus opruimen en je brochure bijwerken. Op enkele chauffeurs na zit ons personeel werkloos thuis. Ook op hun vragen hebben we geen antwoord. We hebben een nauwe band met hen en met onze klanten – sommigen gaan al meer dan 20 jaar met ons op reis. Iemand bracht gisteren nog een bloemetje. Zo lief. Maar daarmee betaal je geen bussen af natuurlijk.’
‘Ik lig veel te tobben ’s nachts. Mijn broer en ik staan op het punt de zaak over te nemen van onze ouders. Wil ik dat risico nog wel nemen? Gaan wij, na drie generaties, degenen zijn bij wie alles in het water valt? Het idee dat we de erfenis van dat bedrijf en alles wat eromheen hangt zouden kwijtspelen, maakt me gek.’