Angst mag onze samenleving niet bepalen
De bescherming van het leven is een belangrijke, maar niet de enige taak van de overheid
Misleid door angst, dreigen we wakker te worden in een samenleving die we niet willen, schrijven RAF GEENENS
en STEFAN SOTTIAUX.
De coronacrisis toont het gelijk van Thomas Hobbes. De zeventiendeeeuwse filosoof beschreef hoe moderne burgers in de eerste plaats gedreven zijn door de angst voor een gewelddadige dood. Het wezen van de moderne samenleving moet niet gezocht worden in nobele idealen als vrijheid of gelijkheid, maar in een nooit eerder geziene voorrang voor het biologische overleven. Hobbes verklaart de logica van de moderne staat vanuit datzelfde motief. We onderwerpen ons aan de staat, omdat die ons fysieke voortbestaan garandeert. De staat mag alles doen wat daarvoor nodig is, zelfs onze vrijheden met voeten treden.
Dat is de logica die vandaag zichtbaar wordt. Vanwege het schrikbeeld van een pijnlijke dood voor de deuren van een volzet ziekenhuis, werd onze economie stilgelegd, de democratie gekortwiekt en werden grondrechten voor onbepaalde duur opgeschort. Dat alles in een mentaal klimaat dat weinig kritiek toeliet. Maar angst is een slechte raadgever. Nu de contouren van de postcoronasamenleving verschijnen, is het tijd om onze prioriteiten op orde te krijgen.
Patrouillerende drones
Eerst een voorbehoud. Dat de meeste maatregelen nodig en proportioneel waren, staat buiten kijf. Er waren weliswaar excessen, met de inzet van drones en warmtecamera’s tegen tweedeverblijvers als triest dieptepunt. Ook bij de wettelijke basis en de handhaving van sommige maatregelen kun je vraagtekens plaatsen. De begrippen ‘samenscholing’ en ‘noodzakelijke verplaatsing’ hebben duidelijk een andere betekenis in het Antwerpse of WestVlaamse dialect. Maar grosso modo deed de overheid wat ze moest doen. Wat ons zorgen baart, zijn de nevenschade en de langetermijngevolgen.
Erg verontrustend is dat plots een nieuwe publieke cultuur is ontstaan. Het lijkt erop dat er geen schroom meer is om technologie en robots te gebruiken voor ordehandhaving. Maar willen we wel een publieke ruimte waarin voortdurend drones patrouilleren? Of denk aan de sociale aanpassingen. Weigeren een hand te schudden, gezichtsbedekkende kledij dragen: die handelingen werden tot voor kort afgekeurd of zelfs verboden wegens onverzoenbaar met onze manier van leven. Nu worden ze aangemoedigd of zelfs verplicht. In sommige contexten zijn daar goede redenen voor.
Maar willen we echt eindigen in een samenleving waarin iedereen elkaar van een afstand begroet, wantrouwig glurend over de rand van een lapje stof? Ook het gemak waarmee gesproken wordt over de ‘anderhalvemetersamenleving’, is tekenend. Mensen hebben nu al twee maanden niet meer samen gedanst en elkaar niet meer omhelsd. Wie denkt dat daar geen sociale kosten aan verbonden zijn, vergist zich. Het is opmerkelijk dat die veranderingen haast gedachteloos gebeuren en zonder publieke afweging van de nadelen.
Even zorgwekkend is het gemak waarmee de sociale gelijkheid tussen haakjes werd gezet. Zowat elk aspect van de lockdown trof de samenleving op ongelijke wijze. ‘Blijf in uw kot’ klinkt neutraal, maar in sociale appartementen zal met grote ogen gekeken zijn naar de beelden van verkavelingskinderen in zwembaden en op trampolines. Mondmaskers naaien, kinderen opvangen, thuisonderwijs geven: in principe kunnen mannen dat even goed als vrouwen, maar in de praktijk is vooral de druk op moeders erg hoog geworden. Het onderwijs heeft een digitale omslag gemaakt, maar het is hoogst onzeker of iedereen mee is. Worden die ongelijkheden een prioriteit bij de heropstart van de samenleving?
Waar is de ‘tegendemocratie’?
Bij dat alles valt de terughoudendheid van de democratische tegenmachten op. In crisistijd moet de regering daadkracht tonen. En dat experts de politici daarin bijstaan, is normaal. We zagen dat ook bij die andere grote dreiging: het terrorisme. Strenge en kordate maatregelen zagen het licht, vaak op aansturen van de veiligheidsdiensten. Maar wat een gezonde democratie kenmerkt, is de reactie die volgt uit de samenleving: mensenrechtenactivisten kruipen op de barricades, kritische journalisten leggen overijverige beleidsmakers het vuur aan de schenen en de rechterlijke macht grijpt in wanneer politici het te bont maken. We veralgemenen, maar we zagen vooralsnog weinig van die ‘tegendemocratie’. De media leken de bedreiging voor de rechtsstaat niet te zien en versterkten zelfs de indruk dat het woord van wetenschappers wet is. Veelzeggend is ook de uitspraak van de Raad van State (DS 29 april). Op de vraag of het onderscheid tussen vakhandelaars en doehetzelfzaken geen discriminatie is, was het antwoord dat de minister beschikt ‘over de meest ruime discretionaire beoordelingsbevoegdheid’. Dat is vakjargon voor: doe maar!
De bescherming van het leven is een belangrijke, maar niet de enige taak van de overheid. Als we niet blijvend geregeerd willen worden door angst, dan zal de tegendemocratie alert moeten zijn. Nu de regering alles heeft gedaan om onze gezondheid te garanderen, is het tijd om los te komen uit de greep van de angst en na te denken over wat hierna komt.