Zou u ‘ratje Lee’ ook willen redden?
De zaakLee gaat niet over dierenwelzijn. De verdedigers van de kat laten zich vooral door emoties leiden, schrijft HERMAN DE DIJN.
Eindelijk eens iets anders dan de coronacijfers en het gezeur over wie wel of niet opnieuw mag opstarten na de lockdown: de ‘saga’ van katje Lee (DS 16 mei). Eindelijk een kans voor de dieren, pardon, voor hun lobbyisten (Gaia) om in deze barre tijden ook eens prominent in het nieuws te komen.
Iedereen kent intussen het verhaal. Een straatkat uit Peru werd door een gerepatrieerde studente het land binnengesmokkeld. De kat is mogelijk besmet met het voor mens en dier dodelijke hondsdolheidsvirus. Hij moet volgens het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen (FAVV) voor alle zekerheid ‘geëuthanaseerd’ worden. Namens de internationale vzw Kattenadvies werd vanuit Geraardsbergen een petitie opgestart met intussen al meer dan veertienduizend handtekeningen. In de media is er sprake van een echte heksenjacht, zij het op een kat. Minister van Dierenwelzijn Ben Weyts (NVA) koos, zoals gewoonlijk, onmiddellijk de juiste kant. Maar onze bekende virologen hebben zich onomwonden uitgesproken vóór de euthanasie.
Ik ga me niet mengen in de wellesnietesspelletjes die je in de media kunt volgen. Ik ben vooral geïnteresseerd in de zaak als een fenomeen waaruit een en ander te leren valt over de maatschappij. Ik zou het kunnen hebben over de Antigone’s van vandaag die strijden tegen de macht (de bureaucratie): niet voor een eervolle begrafenis van hun geliefden (overtalrijk eenzaam gestorven in woonzorgcentra), maar voor het leven van een straatkat. Ik wil het vooral over iets anders hebben: wat leren we uit de hele heisa over ‘dierenwelzijn’ en hoe dat de geesten beheerst?
Hoe consequent zijn we?
Wat onmiddellijk opvalt, is dat het hier niet gaat over dierenwelzijn in het algemeen, maar over het lot (mogelijk een pijnloze dood) van één katje. Stel dat de studente vertederd was geweest door een tamme rat (dat bestaat!) en dat ze die, mogelijk besmet met hondsdolheid, stiekem had overgesmokkeld. Het is ondenkbaar dat we dan dezelfde ‘saga’ zouden gekend hebben en dat een petitie zoveel handtekeningen had verzameld. Nochtans kun je bij ratten evengoed spreken van ‘dierenwelzijn’ en zou je, als je consequent bent, evengoed moeten strijden tegen het ‘euthanaseren’ van een rat.
Wat we uit dat simpele gedachteexperiment leren, is dat bij de verdedigers van het katje niet het ‘dierenwelzijn’ vooropstaat. Hun gevoelens voor een snoezige, kleine poes met de mooie naam Lee primeren. Wie echt begaan is met ‘dierenwelzijn’ (én mensenwelzijn), zou juist wel moeten pleiten voor ‘euthanasie’. Zelfs als er maar een uiterst kleine kans is dat het dier het virus doorgeeft, zijn de mogelijke gevolgen nog steeds zo erg dat het leven van dat ene dier moet wijken. Dat is precies de redenering van de virologen.
Dat Gaia de kant kiest van het individuele katje, strookt niet met haar eigen principes: zo veel mogelijk dierenleed voorkomen. Dat betekent ofwel dat die principes maar filosofische windowdressing
Zelfs als er maar een uiterst kleine kans is dat het dier het virus doorgeeft, zijn de mogelijke gevolgen nog steeds zo erg dat het leven van dat ene dier moet wijken
Wie? Is emeritus hoogleraar KU Leuven; auteur van ‘Drie vormen van weten. Over ethiek, wetenschap en moraalfilosofie’ (Polis, 2017)
Wat? Wie echt begaan is met dieren en mensenwelzijn, zou elk risico op besmetting uitsluiten.
zijn, ofwel dat Gaia in dit geval inconsequent is. Dat laatste neemt de dierenorganisatie er waarschijnlijk maar bij, hetzij omdat ze graag deelt in de mediaaandacht, hetzij (vooral?) om haar aanhang niet van zich te vervreemden.
Zeehond met babyface
Het tweede wat we uit het fenomeen leren, is de tweespalt tussen de morele basis van het dierenactivisme bij verenigingen als Gaia en bij hun aanhangers. Gaia huldigt het consequentialisme(zoals de filosoof Peter Singer). In die ethiek staat centraal: zo veel mogelijk ‘sensitieve wezens’ zo weinig mogelijk leed (laten) toebrengen. De gewone dierenliefhebber laat zich helemaal niet door zo’n ethiek leiden, maar door typisch menselijke sentimenten. Die zijn gekenmerkt door antropomorfe voorstellingen (van snoezige poesjes of zeehondjes met een babyface). Dat is bij de gewone dierenliefhebbers zelf geen inconsistentie: zij pretenderen niet een bepaalde filosofische ethiek te volgen. Zij handelen gewoon op basis van ‘typisch menselijke’ gevoelens die verband houden met allerlei onderscheidingen die niets met wetenschap of filosofie te maken hebben: aaibaar tegenover nietaaibaar; klein, speels en snoezig tegenover vies en schichtig.
Ik beken dat ik meer sympathie heb voor de gewone dierenliefhebber dan voor de consequentialistische activist. Die deelt eigenlijk dezelfde ethiek als bijvoorbeeld de Zweedse viroloog die bij een coronaheropstoot triage overweegt ten nadele van ouderen die geen ‘kwaliteitsvolle levensjaren’ meer kunnen verwachten (DS 16 maart). Als je goed wil doen voor mens én dier, moet je als er enig reëel gevaar is van besmetting bij het katje, de kant van de voorzichtigheid kiezen.