Een blokje om in Molenbeek
Hij was gestopt met roken. Vandaag is hij weer gestart.
Hij wil tabak kopen en ik ga mee. Van ons huis naar de nachtwinkel, dat kun je met een blokje om doen. Je wandelt het huis uit, je loopt de straat uit naar het kanaal. Dan naar links tot aan de brug, daar is de nachtwinkel. Op de terugweg slaan we weer linksaf, de Gentsesteenweg in, weer linksaf, de eeuwenoude, smalle Ransfortstraat in, en we zijn weer thuis.
Links, links, links, links: een mooi blokje om in Molenbeek. Hooguit een kwartier wandelen, tabak kopen inbegrepen.
Het is verbazingwekkend wat je allemaal te zien krijgt, op zo een wandelingetje van niks.
Het eerste waar we langskomen, is het parkje in onze straat. Het is een lelijk, stom parkje, met een basketbalveldje, een speeltuintje, wat gras, wat pingpongtafels, wat bankjes. Het is wel het belangrijkste lelijke parkje voor veel kinderen in onze wijk: het is de plek waar ze kunnen ravotten, voetballen, buiten zijn, waar ze kunnen bewegen. De speeltuin is al wekenlang afgesloten, maar het parkje bleef de hele tijd toegankelijk en werd erg druk gebruikt. Ik geef toe, sociale afstand houden was wat moeilijker. Maar wat doe je eraan, met zoveel krioelende kinderen op een hoop, allemaal kinderen en jongeren zonder tuin, in een gemeente waar de auto de openbare ruimte bezet.
Nu zit er een slot op de poort naar het parkje. Ervoor zitten zeven jongens beteuterd met hun bal op een bank. Ze kunnen wel het parkje in, want er is nog een poort, helemaal aan de andere kant. We zeggen het hen, maar ze schudden hun hoofd. ‘Ze hebben deze kant dichtgedaan om ons te kunnen pakken. Als we met te veel te dicht op elkaar staan, komt de politie. Nu deze
kant dicht is, kunnen we niet meer vluchten. We worden heel de tijd gecontroleerd.’ En dat is waar. Ik heb het al vaker gezien. Ze worden. De. Hele. Tijd. Gecontroleerd. Omdat de coronamaatregelen bedacht werden voor een fijne middenklasse, maar niet haalbaar zijn in onze overbevolkte, straatarme wijk. We moeten de maatregelen wel overtreden, of we nu willen of niet.
Hij pakt mijn hand vast en we slaan het hoekje om.
We wandelen langs het kanaal in het centrum van Brussel. Ook hier is het moeilijk om op de stoep of het fietspad te blijven, want zoveel mensen wandelen en fietsen graag langs dat kanaal.
Tabak kopen, en dan het hoekje om de Gentsesteenweg in, de drukste winkelader van Molenbeek.
Mijn vader wist me te melden dat hij inkopen was gaan doen in Leuven centrum: geen kat was er daar op straat. Dat is hier wel even anders, het is koppen lopen. Ook hier, moeilijk afstand te houden. De helft van de winkels is nog steeds niet open – misschien wel failliet, de andere helft is wel geopend en daar wordt duchtig gewinkeld.
Ik zie een lange rij bij de geldautomaat van de Chaabi Bank staan en denk, goed voor de winkeltjes. Tot ik begrijp dat de rij
niet naar de bankautomaat, maar naar een open deur gericht is. In de deur zie ik grote tafels staan, met torentjes voedselpakketten. Ik besef: deze mensen staan te wachten op eten. Ze hebben honger en hebben geen geld om eten te kopen en iedereen op de Gentsesteenweg kan het zien.
We slaan de laatste hoek om.
We wandelen voorbij een etalage. Die is nieuw! Ik ben altijd blij met nieuwe winkeltjes in de wijk, en eerlijk gezegd: overal duiken ze op, jonge Molenbekenaars, die handeltjes openen, hippere ontbijtplekjes, hippere klerenboetieks ...
Dit uitstalraam is prachtig, manden met allerlei exotische kruiden staan netjes naast elkaar. De eigenaar, een jonge man van rond de dertig, verkoopt kruiden en oliën uit Marokko. We mogen met onze eigen potjes komen, de kruiden verkoopt hij los in bulk. Hij is pas vijf dagen open. Voor zoiets moet je hoop hebben, hoop op een andere toekomst. Iemand vraagt aan de ingang of hij ook hennepolie heeft, en hij noteert het op zijn lijstje voor de volgende levering.
Verdriet en hoop.
Die twee delen een kamer in mijn hoofd. De hoop komt van een jonge man met een droom vol kruiden. Misschien speelde hij ooit wel voetbal in het parkje in onze straat.
Het verdriet komt van de blinde vlekken in ons beleid.
We slaan het hoekje om en zijn weer thuis.
Hij rookt een sigaret.
De coronamaatregelen werden bedacht voor een fijne middenklasse, ze zijn niet haalbaar in onze overbevolkte, straatarme wijk