Het probleem van bakker Otto
Koewacht ligt half in Nederland, half in België. Voor bakker Otto is er onlangs wat veranderd. Hij pendelt nu tussen zijn toonbank en het hek aan de grens om er bestellingen op te nemen voor taartjes en broden. Terwijl de Nederlandse klanten wachten, holt hij terug naar zijn bakkerij, twintig meter verderop, op Belgisch grondgebied. Enkele minuten later staat hij opnieuw aan de afsluiting met de levering.
Sinds 18 maart zijn alleen essentiële verplaatsingen over de grens toegestaan. Brood kopen valt daar niet onder. Hekken scheiden de Belgische van de Nederlandse bubbel en de politie patrouilleert er met vliegende brigades. Het is de gedemilitariseerde zone in Korea niet, er liggen geen mijnen en er werd nog geen schot gelost, maar het ziet er toch eigenaardig uit. In deze streek van polders en kreken hadden de mensen, net als de wind en het water, niet meer de gewoonte om zich van grenzen iets aan te trekken.
Overal in Europa zijn de slagbomen terug. Nationalistische partijen, reactionaire politici en ondermijners van de Unie speelden het nimmer klaar om de eenwording terug te draaien. Een virus, met het formaat van een miljardste van een meter, kreeg het wel voor elkaar. De klok is voor het eerst naar achteren gezet. Of toch op het eerste gezicht, want het is een tijdelijk fenomeen. In de realiteit zijn de grenzen bovendien lang niet hermetisch toe. Vrachtwagens rijden nog heen en weer om winkels en werven van spullen te voorzien.
Het debat over het belang van grenzen woedt al een hele tijd, en met het virus kent het nu een opstoot. Het is de eengemaakte wereld die ons met corona opzadelde. Het buitenland als bron van rare ziektes en infecties, en daarna ook nog eens als leverancier van defecte mondmaskers. Het wordt tijd om de grenzen in ere te herstellen, zeggen radicale nationalisten. Ze hebben prikkeldraad en lijnen op de kaart nodig om af te bakenen waar solidariteit stopt en om vreemd volk buiten te houden.
Ook in een heel andere politieke hoek maken ze zich zorgen over de grenzeloze wereld. Waarom moeten boontjes en snijbloemen uit Kenia komen, als de boer van hier streekgebonden gerief in de aanbieding heeft? Winkelhieren is populair, maar nog toffer met een cappuccino achteraf. Helaas groeien er geen koffiebonen op het Vlaamse erf. Belgische kazen blijven verbazen, maar een camembert is ook wel lekker. Er bestaan wel parochialisten die dromen van volstrekt zelfvoorzienende maatschappijen en apart opererende rijkjes, maar ze zitten in de nogal extreme hoeken. Zelfs de xenofobe populist wil een uitzondering maken voor aardbeiplukkers. Zolang ze in hun serre blijven, zijn werkkrachten van vreemde origine in knelpuntsectoren welkom, want het kan niet anders.
Maar nu de grenzen gedeeltelijk gesloten zijn door de pandemie, is het debat flink aangeblazen. Er wordt in groten getale gepleit om essentiële sectoren in eigen land te houden. Maar waarover gaat dat dan precies? Zouden we een mondmaskerfabriek vorig jaar op dat lijstje hebben gezet? En geldt die redenering ook binnen Europa? Is het efficiënt om alles in zevenentwintigvoud te doen? We moeten meer dingen van hier kopen en minder Aziatische spullen, is de gangbare opvatting. Het is gemakkelijk om smalend te doen over goedkope brol uit de Primark voor wie zelf het budget heeft om zijn kostuum op maat te laten snijden. De winnaars en verliezers van de globalisering rangschikken, is complexer dan het soms wordt voorgesteld.
De meest essentiële vraag is echt niet of we ons nu meer of minder moeten afsluiten voor de rest van de wereld. Wat dat betreft, is er geen keuze: om uitdagingen van vandaag en morgen aan te pakken, zullen grenzen nog meer gesloopt moeten worden. Vaccins worden niet uitgevonden door professor Gobelijn in zijn persoonlijk laboratorium, met een distilleerkolf waarin per abuis een scheut bleekwater achterbleef. De realiteit is dat onderzoekers uit alle windstreken de koppen bijeensteken. Het optrekken van grenzen maakt het net lastiger om een uitkomst te vinden voor ingewikkelde vraagstukken.
Ook het probleem van bakker Otto is straks opgelost: de hekken in Koewacht zullen echt niet blijven staan. Grensoverschrijdende handel zal blijven, net als internationaal onderzoek, toerisme en migratie. Wél relevant is de vraag hoe we die grenzeloze wereld duurzaam beheren. Het is een debat over voorwaarden en regels, over het doorrekenen van milieu, sociale en maatschappelijke kosten en over de verdeling van de baten. Dat zijn de kwesties die er wezenlijk toe doen, ook en vooral als straks de slagbomen weer opengaan.
Vaccins worden niet uitgevonden in het labo van professor Gobelijn, met een distilleerkolf waarin per abuis een scheut bleekwater achterbleef
Hendrik Vos doceert Europese studies aan de UGent. Zijn column verschijnt tweewekelijks op dinsdag.