Brede steun voor coronabeleid brokkelt af
De grote meerderheid van de Vlamingen stond achter de genomen coronamaatregelen. Maar de regeringen verspeelden snel veel krediet.
BRUSSEL I Hoewel ze draconisch zijn, steunt een grote meerderheid van de Vlamingen de maatregelen die binnen de Veiligheidsraad genomen werden om de coronapandemie het hoofd te bieden. Dat blijkt uit De Stemming, een onderzoeksproject van de Universiteit Antwerpen dat in opdracht van De Standaard en de VRT een jaar na de verkiezingen van 2019 de polsslag van Vlaanderen voelt. Daarvoor werd een representatieve steekproef van 2.040 Vlamingen online bevraagd tussen 9 en 28 april. Een unieke periode, waarin het aantal overlijdens piekte om dan stilaan af te nemen. Tegen die achtergrond steunde begin april minstens drie vierde van de Vlamingen maatregelen zoals het sluiten van de scholen en de meeste winkels, en zelfs het beboeten van mensen die nietessentiële verplaatsingen deden. De meeste steun (92 procent) was er voor het verbod om thuis vrienden te ontvangen, de minste (76 procent) voor het verbod om naar het tweede verblijf te gaan.
‘Dat zijn ongelooflijk hoge percentages. We zien zelden politieke beslissingen waar zo’n consensus over bestaat, zeker wanneer ze zo ingrijpend zijn’, zegt politoloog Stefaan Walgrave, die het onderzoek coördineerde.
Communicatieblunder
Opvallend, de steun voor de maatregelen neemt wel af in de loop van de maand april, tot bijvoorbeeld 60 procent in het geval van het verbod voor de tweedeverblijvers. ‘Naarmate de normaliteit een beetje in zicht komt, daalt de bereidheid om dergelijke beperkingen te aanvaarden. Maar dan nog blijven het hoge cijfers, ook op het einde van de periode’, oordeelt Walgrave.
Voor de federale en Vlaamse regeringen, die de maatregelen namen, is het beeld gemengder. Zo stijgt de steun voor de federale aanpak in de eerste helft van april. Er was volgens Walgrave een bescheiden ‘rally around the flag’effect, waarbij de bevolking zich schaart achter haar leiders in tijden van crisis. Op het toppunt vond bijna de helft van de Vlamingen (42 tot 46 procent) het gevoerde Vlaamse en federale coronabeleid goed tot heel goed.
Maar midden april kwam de knik, na de communicatieblunder over de woonzorgcentra en met de veelbesproken rommelige voorstelling van de exitstrategie. Op het einde van de maand was het federale steunpercentage teruggevallen tot 27 procent, het Vlaamse tot 34 procent.
Die terugval straalt vooral af op premier Sophie Willmès (MR). Meer dan de helft van de Vlamingen vond begin april dat ze een (heel) goede indruk maakte – ter vergelijking: Vlaams ministerpresident Jan Jambon (NVA) overtuigde slechts 35 procent van de Vlamingen. Maar eind april zat Wilmès nog maar op 30 procent, net boven Jambon (29 procent). En dan moest de kakofonie over de ‘regel van 4’ nog komen.
Geen steun voor strenge lockdown
Het onderzoek toont tot slot aan dat er weinig draagvlak is voor bijkomende maatregelen als het virus sterk zou opflakkeren. Er is geen meerderheid om het openbaar vervoer lam te leggen, de winkels te sluiten of een strenge lockdown te organiseren.
Een grote meerderheid (79 procent) is wel te vinden voor een verplichte quarantaine van alle besmette personen, zelfs op plaatsen die door de overheid worden gecontroleerd. Kortom: de steun voor generieke maatregelen die iedereen treffen, brokkelt af. Van de overheid wordt nu verwacht dat ze via testing en tracing het besmettingsrisico detecteert en isoleert.
‘We zien zelden politieke beslissingen waar zo’n consensus over bestaat, zeker wanneer ze zo ingrijpend zijn’
STEFAAN WALGRAVE Universiteit Antwerpen
Het lijkt wat cynisch, maar een dramatische, internationale crisis als de coronapandemie biedt politieke kansen. Het doordeweekse politieke meningsverschil verdampt dan en de bevolking is sneller geneigd krediet te geven aan de regering of haar leider om het onheil af te wenden. Wie die opdracht deftig vervult, kan op een bonus rekenen.
Dat ‘rally around the flag’effect is al decennia beschreven. Vorige week nog herkende The Economist die dynamiek in de gestegen appreciatie, de voorbije twee maanden, voor de Duitse bondskanselier Angela Merkel. Andere leiders, onder wie de Franse president Emmanuel Macron en de Britse premier Boris Johnson verspeelden een deel van de bonus gaandeweg. Een derde groep, waartoe de Japanse premier Shinzo Abe behoort, verliezen steun.
‘De kiezers scharen zich vandaag rond leiders die covid19 ernstig nemen’, besluit The Economist. NVAvoorzitter Bart De Wever liet om die reden eind maart in Humo optekenen dat hij deze crisis ‘graag gemanaged’ had. Dat had een historische opportuniteit geboden.
Hoe zit dat in Vlaanderen? Om te beginnen, duwde ook hier de coronacrisis aanvankelijk de pauzeknop van het politieke dispuut in, blijkt uit De Stemming, een onderzoeksproject dat de Universiteit van Antwerpen uitvoerde in opdracht van De Standaard en de VRT (zie inzet). Een
ruime meerderheid van de
De linkse oppositiepartijen bleven bijna totaal onzichtbaar voor de Vlamingen, zelfs de MR wordt vaker genoemd
Vlamingen steunde de ‘lockdownmaatregelen’ die vanaf midden maart genomen werden, hoe ingrijpend die ook waren (zie bladzijde 1).
Gedroomde kans
De uitwerking van die maatregelen en de verdere aanpak van de crisis resulteerden ook in flink wat mediaoptredens voor Open VLD, CD&V en NVA, de Vlaamse meerderheidspartijen die elk ook prominent aanwezig zijn in de Nationale Veiligheidsraad. De eerste twee omdat ze in de Vlaamse én de federale regering zetelen, de NVA omdat het de Vlaamse ministerpresident levert, Jan Jambon.
Deze beleidspartijen gingen met het leeuwendeel van de aandacht van de Vlamingen lopen. De oppositiepartijen op links (SP.A, Groen, PVDA) zijn bijna totaal onzichtbaar, zelfs de MR wordt vaker genoemd in de enquête (zie grafieken).
CD&V, Open VLD en de NVA trokken bovendien vooral de aandacht van mensen die eigenlijk voor een andere partij stemmen. In het geval van de NVA en Open VLD stemmen zelfs 75 en 71 procent van de Vlamingen bij wie de partij sterk op de radar gekomen is, eigenlijk op een andere partij. Dat is een gedroomde kans voor die partijen om mensen te overtuigen die ze anders niet of moeilijk bereiken.
Het bankje
Maar die kans werd de nek omgewrongen. Wanneer gevraagd wordt of de meest opvallende partij een positieve of een negatieve indruk nagelaten heeft, wijzigt het beeld totaal. De meest zichtbare beleidspartijen maakten de slechtste indruk, de onzichtbare oppositiepartijen de beste, ook wel omdat deze partijen meer aan het preken waren voor de eigen parochie.
De analyse van The Economist indachtig, rijst de vraag of de Vlaming de indruk kreeg dat de beleidspartijen covid19 ernstig namen. Een treffende illustratie van de dynamiek die speelde, was de online campagne van Bart De Wever, midden april, waarin hij het verbod om te rusten op een bankje hekelde. Die campagne bracht zoveel slechte reclame voort dat De Wever ze terugtrok (DS 13 april). De schade was evenwel aangericht, het beeld gezet van een partij die zaagt aan de poten van het beleid dat ze mee beslist.
Ministers falen
Het meest in de kijker liepen natuurlijk de ministers van de beleidspartijen die rechtstreeks betrokken zijn bij de coronaaanpak. Ook die konden niet overtuigen. Geen enkele van de gepeilde ministers liet in april een (heel) goede indruk na bij een meerderheid van de Vlamingen. De ministers van Open VLD en de NVA halen maar om en bij de 30 procent. Pieter De Crem en Wouter Beke scoren voor CD&V zelfs maar 26 en 21 procent.
De cijfers tonen aan dat de beleidspartijen hun moment gemist hebben. Daarvoor liep er in de maand april waarschijnlijk te veel fout, met de turbulente persconferenties van de Veiligheidsraad op 15 april (woonzorgcentra) en 22 april (exitplan) als veelbesproken momenten waarop het crisisbeheer zware deuken opliep. De oplopende dodentol en de achterblijvende mondmaskers waren pijnlijk, de steun voor de coronamaatregelen zelf nam af.
Nog een laatste cijfer dat de kwestie goed samenvat: begin april vond nog 45 procent dat België het (veel) beter deed dan de buurlanden. Eind april was dat nog 26 procent.