Dalilla Hans Hermans Cottyn
Een zoon had vaardrang. Het was zomers warm en dan trekt het open water. Het is een kind met een hoog drijfvermogen. Soms gaat dat in een volgende generatie een beetje vooruit, bij ons nam het een snoeksprong. Het kost mij bovenmenselijke inspanningen om in het water niet meteen naar de bodem te zinken, op de wet van Archimedes bestaan blijkbaar uitzonderingen. Onze zonen zijn waterminnende wezens, en daar ben ik blij om, maar ook een beetje jaloers. Want hoe geweldig moet het niet zijn om een duikeend te zijn, kunnen stappen, vliegen én zwemmen, op en onder water?
Op zolder had hij een opblaasbaar voorwerp gevonden waarvan hij dacht dat het een boot was, misschien in de war door de roeispanen ernaast. Dingen die vorm en functie verloren hebben, belanden bij ons eerst in de rand van het huis, vooraleer we de moed vinden om ze weg te gooien. Wij hopen altijd dat ze nog tot nut kunnen zijn en bergen ze op in een gedroomd limbo van romantisch knutselwerk.
Het was geen boot, het was een kapotte zitzak. Hij twijfelde nog of hij daarmee te water zou kunnen gaan. Vertrouwen hebben in de opblaasbaarheid der dingen. Nog niet overal het lek in zien. Dat is een mooie gave.
Even later kwam hij triomfantelijk naar beneden. Hij had bij een vriend een kajak kunnen fixen. Van hard
plastic.