Hier dient Europa voor
Herinnert aan de krachtige redenen waarom de Europese Unie ooit is uitgevonden, en waarom we dat moeten koesteren.
De coronacrisis brengt Europa lelijk in de problemen. Noord en zuid bekvechten over de euro, nu Italië – buiten zijn schuld ditmaal – als een raket door alle schuldenplafonds gaat. Rijke en arme landen ruziën over staatssteun: Duitsland kan zijn bedrijven meer toestoppen dan anderen. Een Duitse rechtbank verwerpt een Europees vonnis en ondermijnt zo de Europese rechtsorde. Europese pseudodictators ontfutselen burgers hun burgerlijke vrijheden.
In het hart van al deze problemen, schreef The Economist vorige week, ‘zit het onvermogen om antwoord te vinden op een vraag die al decennia oud is: waar dient de EU eigenlijk voor?’
Zelden zoveel onzin gelezen. Dat Europeanen verdomd goed weten waar de EU voor dient, bewijzen Angela Merkel en Emmanuel Macron deze week wel. Het FransDuitse voorstel om landen in de coronacrisis te helpen vanuit de Europese begroting, toont aan dat die twee leiders begrijpen dat Europese conflicten uit de hand kunnen lopen en dat de EU er is om dat te voorkomen. Never again, daar is de EU destijds voor opgericht. En daar dient ze nog altijd voor.
Sommige mensen droomden misschien ooit dat Europese landen op een dag geen ruzie meer zouden maken. Dat ze altijd solidair zouden zijn. En dat ze eerst aan andermans belang zouden denken. In dat geval was de EU niet nodig geweest.
Maar helaas, de wereld zit anders in elkaar. Intussen, honderden venijnige conflicten later, is wel gebleken dat het vernis van de beschaving flinterdun is. Dat we altijd in dezelfde fouten vervallen. En dat Europese landen altijd ruzie zullen blijven maken. Over futiliteiten zoals benoemingen, en over grote thema’s als de euro, de rechtsstaat en de democratie. De EU blijft nodig, en moet zich elke dag bewijzen. Daar dient dat allemaal voor.
Europa draait, sinds Kolen en Staal, voor een groot deel om compromissen. Als er geen compromissen meer gevonden worden, kan de EU niet functioneren. Sinds de jaren 50 kent Europa geen winnaars en verliezers meer. Zes landen, waaronder België, besloten: zo gaan wij niet meer met elkaar om. Ze spraken af dat ze hun gevechten voortaan aan een vergadertafel zouden uitvechten in plaats van met wapens. Daar werd Brussel voor uitgekozen, een grote stad in een nietchauvinistisch landje waar toen veel leegstand was. Een perfecte plek voor de nieuwe eurovergaderaars.
Het was bovendien een historische plek. Ook tussen 1850 en 1914 streken duizenden juristen en experts in Brussel neer. Door samen te werken aan de ontwikkeling van telegrafie, metrisch systeem of spoor hoopten zij een nieuwe samenleving te bouwen. Een wereld zonder politiek of oorlog, uitgedacht door de Franse aristocraat Comte de SaintSimon. In het kielzog van deze technocratische internationalisten kwamen kunstenaars, zakenlui en uitvinders mee – precies wat je nu weer ziet in Brussel. Maar in 1914 ging iedereen halsoverkop naar huis. Europese regeringen waren niet meer geïnteresseerd in samenwerking, zelfs niet van technische aard. De Brusselse projecten verpieterden. Al die wetenschappers en kunstenaars gingen nationale legers in om op elkaar te schieten. Lees Governing the world. The history of an idea van Mark Mazower.
De geschiedenis herhaalt zich nooit. Maar bepaalde onderstromen veranderen niet. De Europese Unie is geënt op de trauma’s van twee wereldoorlogen: hoe voorkom je dat nationale politici in het extreme geval hun gelijk gaan halen? Het naoorlogse antwoord was: door te maken dat er geen winnaars en verliezers meer zijn. Landen houden altijd hun eigen hangups, belangen en wensen. Vroeger bevochten ze die soms op het slagveld. Nu doen ze het met woorden. Dat duurt soms eindeloos. En resultaten verdienen zelden de schoonheidsprijs. Het zijn vaak monsterlijke compromissen: lange teksten vol opzettelijk vage bepalingen, voetnoten over besluiten die pas over vijf jaar ingaan, en eeuwige onderzoekscommissies die dilemma’s moeten ‘bestuderen’. Maar er zit weinig anders op. Alle ministers of regeringsleiders willen naar huis met de mededeling dat ze iets in de wacht hebben gesleept.
Burgers hebben steeds minder begrip voor dit mechanisme. Velen kennen de geschiedenis niet meer. Scholen besteden er weinig aandacht aan. Politici schelden op Brussel. Burgers eisen tegenwoordig mooie, korte, heldere besluiten.
Maar met 27 EUlanden of 19 eurolanden kunnen ze dat vergeten. De compromissen worden juist ingewikkelder. Het conflict over het Europese coronareconstructiefonds, dat vergiftigd is door de trauma’s van de eurocrisis, is een mooi voorbeeld. De Commissie verwerkt het FransDuitse voorstel komende week tot een gemeenschappelijk voorstel. Alle landen moeten het daarover eens worden – gezien de oppositie van de noordelijke vrekken wordt dat een heikele klus. Ook het Europees Parlement beslist mee.
Compromissen horen bij de democratie, maar er is weinig heroïsch aan. Met zoveel landen en partijen kom je onvermijdelijk uit op een kleine gemene deler. Dat heeft vaak bijna iets ontluisterends: het had altijd beter gekund. Wie identificeert zich graag met second best?
De Israëlische filosoof Avishai Margalit zei eens dat dit de tragiek van Europa is: ‘Dat het altijd met een ingebouwde spanning moet leven: wat het doet is nuttig, maar tegelijkertijd een beetje verachtelijk.’ In het boek Compromissen en rotte compromissen verdedigt Margalit het politieke compromis als een daad van beschaving. Als een ‘politieke deugd in het belang van de vrede’. Alleen het rotte compromis moeten we volgens hem resoluut verwerpen. Want dat is ‘een overeenkomst om een inhumaan regime te vestigen of aan de macht te houden, een regime van wreedheid en vernedering dat mensen onmenselijk behandelt’.
En hier gaat het in Europa nog steeds om.
Alle landen moeten het eens worden over het coronareconstructiefonds – gezien de oppositie van de noordelijke vrekken wordt dat een heikele klus
CAROLINE DE GRUYTER
standplaats Oslo. In 'Boeiende tijden' reflecteert zij over de actualiteit van de voorbije week. Illustratie R.L. Oppenheimer