Een oorlogsslachtoffer in vredestijd
Memoir Philippe Lançon werd zwaar verminkt tijdens de aanslag op Charlie Hebdo in 2015. Hij schreef het aangrijpende verhaal van zijn persoonlijke lockdown.
Vijf jaar geleden werden we plots allemaal Charlie. Op 7 januari 2015 vielen twee moslimterroristen de redactielokalen van het Franse satirische tijdschrift
Charlie Hebdo binnen. De meeste redactieleden konden het niet navertellen. Philippe Lançon werd geraakt door een drietal kogels. Zijn onderkaak was weggeslagen en zijn gezicht hing aan flarden, maar hij overleefde de aanslag. Er waren talloze operaties nodig om de journalist van Char
lie Hebdo en Libération weer enigszins toonbaar te maken. Het relaas van zijn wedervaren verscheen twee jaar geleden, werd bekroond met de prestigieuze Prix Femina en is sinds kort in het Nederlands beschikbaar. Wie de lockdown zwaar vindt wegen, moet De flard maar eens lezen. De auteur bracht maar liefst 282 dagen door in Parijse ziekenhuiskamers, eerst in het PitiéSalpêtrière en daarna in het Invalides.
Zijn getuigenis begint aan de vooravond van die noodlottige 7 januari en eindigt op de plek waar 11 september zich afspeelde, met een telefoontje over de al even noodlottige 13de november, toen islamisten een slachting aanrichtten in de Bataclan. Op de dag van de aanslag verscheen
Onderworpen, de veelbesproken roman van Michel Houellebecq waarin Frankrijk een moslimpresident krijgt. Dat maakte op de redactievergadering van Charlie Hebdo een stevig debat los, dat al snel door de realiteit zou worden ingehaald.
Wie meer te weten wil komen over de feiten kan dit boek rustig ongelezen laten, want het verslag van de gruwelen beslaat amper een zestal pagina’s. De flard gaat namelijk over Lançon als persoon. Het is het relaas van een man die het slachtoffer is geworden van een aanslag, negen maanden in het ziekenhuis heeft doorgebracht en zo nauwkeurig mogelijk onder woorden brengt hoe een en ander zijn leven, zijn gevoelens en zijn gewaarwordingen overhoop heeft gegooid. Negen maanden lang is hij ‘een oorlogsslachtoffer in een land in vrede’, een patiënt die terug probeert te keren onder de levenden. Buiten is iedereen Charlie, binnen is hij helemaal teruggeworpen op zichzelf, afgesneden van de boze buitenwereld. De actualiteit is niet meer aan hem besteed. Liever dwaalt hij door zijn herinneringen.
Links
Eenzaam was Lançons persoonlijke lockdown niet. Zijn kamer had zelfs veel van een duiventil. Zijn bezoekers, zijn familie, vrienden en kennissen, zijn ex en zijn huidige vriendin worden uitgebreid aan de lezer voorgesteld, net als de vier agenten die hem de klok rond moesten bewaken. Een gastrolletje is weggelegd voor François Hollande. Lançon vindt de toenmalige Franse president een geschikte peer, maar is vooral vol lof voor het ziekenhuispersoneel, ‘veelal heldhaftige mensen die met aftands materiaal werken dat een afspiegeling lijkt van hun karige loon’. De glansrol is weggelegd voor Chloé, de chirurg die hem een nieuw gezicht en een tweede leven heeft geschonken.
Verwacht geen politieke commentaren, geen diepgravende analyses en geen overpeinzingen over moslimterrorisme of over de islam. De auteur heeft lak aan de gebroeders K en aan het ‘oeverloze gezwets’ in de media over ‘die zombies’. Hun naam wordt niet eens genoemd. Tussen de regels door proef je zijn ontgoocheling over politiek links, dat Charlie Hebdo ijskoud in de steek heeft gelaten. ‘Op 7 januari 2015 rond 10.30 uur waren niet veel mensen in Frankrijk Charlie’, klinkt het bitter. Menigeen vond stiekem dat de redactie het allemaal over zichzelf had afgeroepen door de beruchte Mohammedcartoons te publiceren. De meeste kranten distantieerden zich van het satirische weekblad. Hun gebrek aan solidariteit maakte Charlie Hebdo tot een gedroomd doelwit voor islamisten.
Ontsporen
Met muziek, kunst en literatuur trekt Lançon een muur van schoonheid op tegen barbarij en fanatisme. De brieven van Kafka, De toverberg van Thomas Mann, het proza van Marcel Proust en de muziek van
Bach sleepten hem door de moeilijkste momenten, maar ook Baudelaire en Hergé, Shakespeare en Michel Foucault, Racine en Dr. House deden wonderen. Zijn lichamelijke en psychische lijdensweg wordt beschreven met een haast chirurgische precisie, want ‘je zou de futielste details van wat je meemaakt tot in de kleinste kleinigheden moeten opschrijven’, vindt de auteur, zich ervan bewust dat hij behoorlijk lang van stof is.
Allemaal goed en wel, maar je kunt het ook te bont maken. Op zijn woordenstroom drijft helaas ook wrakhout mee, in de vorm van ontsporende zinnen en vergezochte beeldspraak. Wat te denken van bezoekers die komen aanzetten ‘als een gadget in een pak cornflakes’, van iemand die zo snel is ‘als een fret die op Stalins snor klimt’ en van aderen die zijn ‘verhard als grassprieten die onder de voeten van de paddenstoelenplukker knakken’? Geen wonder dat de vertalers het spoor een paar keer bijster zijn geraakt. Maar het maakt deze hartverscheurende getuigenis er niet minder aangrijpend op.
Philippe Lançon
De flard.
Vertaald door Ghislaine van Drunen, Annelies Kin en Nathalie Tabury, De Geus, 512 blz., 24,99 €. Oorspronkelijke titel: ‘Le lambeau’
De actualiteit is niet meer aan hem besteed. Liever dwaalt hij door zijn herinneringen