NADIA NSAYI: ‘AFROBELGISCHE ACTIVISTEN MOGEN GERUST MILITANTER ZIJN’
Nadia Nsayi: ‘De diaspora had bij de dagenlang kunnen protesteren aan de ingang. Dat is niet gebeurd.’
De familiestamboom van Nadia Nsayi is onmiskenbaar verweven met de Belgische bezetting van Congo. In haar boek ‘Dochter van de dekolonisatie’ schetst ze aan de hand van dat familieverhaal honderd jaar kolonisatie en dekolonisatie van Congo. ‘Ik strijd op mijn manier.’
LANDEN I Na de Groote Oorlog, waarin hij nog meestreed als soldaat, stapte de dertigjarige Arthur Clerebaut op de boot richting BelgischCongo waar hij terechtkwam in het koloniale systeem. Arthur leerde er de jonge zwarte vrouw Louisa kennen. De twee kregen een kind, Marcel Clerebaut. Hij is de vader van Nadia Nsayi. In haar boek onthult Nadia waarom ze de naam Nsayi draagt en niet Clerebaut. Het is een van de vele keren dat haar persoonlijke verhaal ons iets leert over de recente geschiedenis van Congo.
Hoewel Nadia Nsayi grondig haar huiswerk heeft gedaan, blijft ze weg van een droge opsomming van historische feiten. Het geschiedkundige luik is geschreven op maat van een breed publiek zonder grondige voorkennis. ‘Geschiedenis gaat al te vaak over machthebbers, grote namen en jaartallen. Terwijl geschiedenis ook wordt gevormd door verhalen van gewone mensen van vlees en bloed’, zegt Nsayi daarover.
Wanneer is die zoektocht naar uw familiegeschiedenis begonnen? Nadia Nsayi:
‘Ik groeide op in het landelijke Landen bij een wit gezin. Het is pas door naar Leuven te trekken dat ik in contact kwam met andere zwarte studenten en ging nadenken over mijn afkomst. Mijn studies politieke wetenschappen en lessen over koloniale geschiedenis wakkerden mijn interesse aan over het land waar ik geboren ben. Na mijn afstuderen vond ik een neef van mijn vader terug. Hij had heel wat brieven en foto’s bijgehouden. Via dat aanknopingspunt ben ik de archieven ingedoken.’
Was het een emotionele zoektocht?
‘Het was vooral fascinerend. Het maakte me alleen maar nieuwsgieriger naar de nog ontbrekende puzzelstukken. Wat me wel heeft aangegrepen, is een foto van de jonge Louisa, mijn grootmoeder langs vaderskant. Haar gezichtsuitdrukking verraadt een zekere tristesse. Ik vraag me af of ze uit liefde samen was met Arthur. Terwijl ik over mijn grootvader heel wat heb teruggevonden, is Louisa een onbekende vrouw gebleven. Het zegt natuurlijk iets over de maatschappelijke positie die ze hadden. Ik ben ontzettend benieuwd naar haar verhaal.’
Uw familie heeft wortels in het Belgische kolonialisme. Wringt dat?
‘Het is wat het is. In het dossier van Arthur heb ik zaken gelezen die me degouteren. De manier waarop hij omging met sommige Congolezen, was heel fout. Ik weet ook niet of hij oprecht hield van Louisa of haar gewoon als lustobject zag. Hun relatie was alleszins delicaat en kinderen van gemengde afkomst waren taboe. Toch heeft hij Marcel, mijn vader, officieel erkend. Dat heeft zijn leven ongetwijfeld makkelijker gemaakt. Ik geloof niet in louter goede of slechte mensen. Uiteindelijk was Arthur ook maar een product van kolonialisme, van de racistische tijdgeest.’
In het derde deel van uw boek heeft u het over de dekolonisering van de Belgische maatschappij. Gaan de debatten daarover niet te veel over symbooldossiers?
‘Als je je alleen maar bezighoudt met Zwarte Piet of de standbeelden