FOUTE EN JUISTE COLUMNS
Bijna vierenhalf jaar geleden begon ik deze columns te schrijven. Nu ik ermee ophoud, is het tijd voor een terugblik en een balans. Zoals de politocoloog Philip Tetlock in Superforecasting: The Art and Science of Prediction schreef, horen mensen die voor hun expertise worden betaald een score bij te houden. Tetlock vernoemt mij in dat boek (dat in 2015 verscheen, nog vóór mijn eerste column) en dit is het moment om hem van antwoord te dienen.
Hij heeft natuurlijk helemaal gelijk over de meeste ‘publieke intellectuelen’. Ze leggen zelden verantwoording af. En ze worden niet ontslagen wanneer ze aan de lopende band verkeerde voorspellingen doen, als ze maar interessant genoeg zijn om lezers aan te trekken.
Maar toen ik negen jaar geleden met een adviesbureau van start ging, koos ik voor een andere benadering. Dat moest wel, want fondsbeheerders hebben minder geduld met foute voorspellingen dan hoofdredacteuren. Ik houd dus de score bij van mijn juiste en mijn foute pronostieken. Nu is het tijd om dat ook voor deze columns te doen.
Ik beperk me tot één jaar, het annus mirabilis — of horribilis, afhankelijk van uw politieke opvattingen – dat op 1 november 2015 begon, de datum van mijn eerste column.
Veruit de twee belangrijkste onderwerpen in het eerste jaar van mijn columns – en ook in de volgende jaren waren het Britse referendum over de Europese Unie en de verkiezing van Donald Trump. Hoe vaak had ik gelijk?
Over de Brexit heb ik me vergist. Ik was van bij het begin een remainer. ‘Het idee dat wij (…) ons van Europa kunnen losmaken, is een illusie’, schreef ik op 22 februari. ‘Want de toekomst van Europa zonder ons zou er een van toenemende instabiliteit zijn.’ Ik noemde de brexiteers onbeleefd ‘anglogekken’ en ‘blije idioten’. Toen het remainkamp verloor, voorspelde ik een helse spiraal, of op z’n minst een recessie (27 juni). Fout.
Mijn verkeerde inschatting van het referendum was vernederend, maar gaf me in de presidentsverkiezingen van 2016 een voordeel tegenover de Amerikaanse commentatoren. Soms vergiste ik me, zoals toen ik Trump vergeleek met gefaalde Republikeinse kandidaten als Wendell Willkie (14 december 2015) en Barry Goldwater (1 februari). Of toen ik op 4 april voorspelde dat de Trumpbubbel in de voorverkiezingen van Wisconsin zou barsten (Ted Cruz won, maar de bubbel barstte niet). Maar toch ging ik veel vaker in tegen de conventionele wijsheid dat Trump gedoemd was om te verliezen.
‘Trump is het gezicht van de haat die in Amerika leeft’, schreef ik op 2 november 2015. ‘Hij heeft zowel het geld als de motivatie om door te zetten. In het huidige klimaat van ongenoegen over beroepspolitici zou hij een aantrekkelijk alternatief voor Hillary Clinton kunnen lijken (…) Zijn aantrekkingskracht heeft meer met de vorm dan met de inhoud te maken. Veel Amerikanen voelen zich niet aangesproken door wat hij zegt, maar door de manier waarop hij dat doet.’
Ik was tegen Trump. Ik ondertekende een ‘allesbehalveTrump’brief. Ik veroordeelde meer dan eens zijn ‘openlijke uitingen van racisme en xenofobie’, zijn isolationisme (14 december 2015) en zijn dubieuze camaraderie met de Russische president, Vladimir Poetin (9 mei en 17 oktober 2016). Ik betreurde het dat Mike Bloomberg geen kandidaat wou zijn (24 oktober).
Maar ik zag ook hoe aantrekkelijk Trump was. ‘Hij is aan het winnen’, schreef ik op 29 februari 2016, ‘omdat geen enkele andere kandidaat overtuigender kan uitleggen waarom zoveel Republikeinse kiezers er vandaag slechter aan toe zijn dan in 2000 (…) Maar niemand kan uitsluiten dat sommige Democraten naar Trump zullen overlopen als er op 8 november wordt gestemd.’ Op 7 maart speculeerde ik over wat er zou gebeuren als hij zou winnen en in 2024 tegen de grondwet in kandidaat zou zijn voor een derde termijn. ‘Trump kan Hillary Clinton verslaan’, schreef ik op 9 mei.
‘Kan Trump doen wat Mitt Romney niet kon?’, vroeg ik op 22 juli. ‘Veel jonge kiezers zullen niet voor Hillary Clinton naar de stembus trekken. Maar de blanke onderklasse en vooral de ouderen, zullen massaal op Trump stemmen, net zoals hun tegenhangers in Engeland voor de Brexit stemden.’ Op 19 september schreef ik dat de keuze tussen Clinton en Trump een keuze tussen ‘normaal hopeloos’ en ‘totaal hopeloos’ was. ‘Maar zal de verleiding niet groot zijn om voor ‘totaal hopeloos’ te kiezen, als dat je enige kans is om nog eens vier jaar ‘normaal hopeloos’ te vermijden?’
‘De woede over het globalisme’, schreef ik een week later, ‘is de reden waarom Trump deze verkiezing zou kunnen winnen. Het is de reden waarom de Brexit er gekomen is. Het is de reden waarom de populisten terrein winnen, overal waar vrije verkiezingen worden gehouden.’
Ik vergeleek Trump met de Chicago Cubs, het baseballteam dat tegen alle verwachtingen in kampioen was geworden. ‘Hij kan winnen’, schreef ik, ‘als er in de beslissende staten het verschil in opkomst tussen zijn aanhangers en de hare vergelijkbaar is met het op leeftijd en etniciteit gebaseerde verschil in opkomst in het Verenigd Koninkrijk’ (7 november).
Beste lezer, u bent ongetwijfeld benieuwd naar mijn voorspelling voor volgende keer, in november. Jammer. U zult mijn superpronostiek elders moeten zoeken.
Ik was tegen Trump. Maar ik zag ook hoe aantrekkelijk Trump was
Niall Ferguson