Tussen spleen en ideaal
Voor haar nieuwe galerieshow pendelt Marlene Dumas tussen Baudelaire en de coulissen van het theater. Het leidt haar, zoals verwacht, naar krachtige portretten waarin het kwetsbare en het sterke elkaar in evenwicht houden.
Boekillustraties bij Baudelaires postume bundel Le spleen de Paris, een zeldzame portretopdracht voor een Nederlandse theatermaker, intieme beelden van grootoudergeluk: Double faces in Zeno X Gallery waaiert veel kanten uit.
Toch opent de nieuwe solo van Marlene Dumas (66), een van de grootste kunstenaars van het moment, meteen sterk. Centraal hangt een kloeke closeup van de genderfluïde actrice Romana Vrede. Indringende blik, overdonderende présence, één brok zelfbewustzijn. Een erehaag van klassieke schoonheden omringt haar: Dumas’ versie van de Egyptische koningin Nefertiti en de ‘Vrouw van Urk’, een van de vroegste afbeeldingen van het menselijk gezicht.
Hoe Romana Vrede op doek belandde, is een bijzonder verhaal. De Rotterdamse won in 2017 als eerste zwarte actrice de Theo d’Or, een van de belangrijkste Nederlandse theaterprijzen. Sinds 2005 hangt aan de bekroning ook een portret vast, bestemd voor de wandelgangen van de Amsterdamse stadsschouwburg. Vrede koos voor Dumas, die normaal dit soort opdrachten afwimpelt. De organisatie gaf haar niksnul kansen. Maar kijk, de kunstenares ging overstag. Vanwege, zo wil de legende, het laatste zinnetje in Vredes mail: ‘Mijn dank zal grenzen aan hondsdolheid’.
Er volgden twee ontmoetingen. Dumas was onder de indruk van de levendigheid van de actrice: uitbundig en toch zacht, één brok contrast. ‘En dan die prachtige neusvleugels’, zei ze aan de Volkskrant. Uit de eerste indrukken puurde Dumas vijf schilderijen. Waaruit de actrice de meest cassante koos: The skull, met de kale schedel van een doodshoofd dat de vergankelijkheid van roem oproept. Zeno X brengt drie andere portretten bijeen, waarvan een met haar zwakbegaafde zoon Charlie.
Tronies
Al ruim dertig jaar grossiert de ZuidAfrikaanse kunstenares, met standplaats Amsterdam, in krasse beelden en vrijpostige thema’s. Haar archief, met actuele en historisch beladen beelden die op ons netvlies gebrand zijn, vormt de basis. ‘Tweedehands beelden en eerstehands ervaringen’, zo omschreef Dumas ooit zelf haar werk. Tegenover de vluchtigheid van de actualiteit plaatst ze de vertraging en verheviging van het schildersmedium.
Vooral Dumas’ portretten – Magdalena’s, pinups, huilende filmsterren, helden en antihelden
– maken krachtige emoties los. Ze kiest graag voor figuren die buiten de klassieke normen vallen. Die zit ze dan dicht op de huid. Haar impulsieve stijl is herkenbaar uit de duizend. De portretten lijken doorgroefde landschappen, vlekkerig en korrelig, vaak warmsensueel en soms ijskoud. Ze noemt ze geen momentopnames, maar ‘geschilderde situaties’. Het genre van de 17deeeuwse tronies of karakterstudies is niet veraf.
Op aangeven van Hafid Bouazza, kleurrijke outsider uit de Nederlandse letteren, raakte Dumas in de ban van Baudelaire. Bouazza werk aan een nieuwe vertaling
van de petits poèmes en prose,
Dumas maakt er beelden bij. Als opmaat dient het beroemde auteursportret, een Baudelaire die ze beethoveniaanse trekken meegeeft. De blik is manisch, de wilde manen lopen door op de zijkant van het doek. Ook Jeanne Duval, de ‘bevallige satan’ met wie de dichter een relatie begon, fascineerde haar. Op een klein schilderij licht Duvals mysterieuze gelaat op vanuit een pikdonkere achtergrond: blauwgrijs, met groenoranje contouren.
Hoe je poëzie puurt uit het onpoëtische: Baudelaire testte het uit in Le spleen de Paris. Uit deze parabels over het moderne stadsleven haalt Dumas enkele krenten. Eentje blijft erg letterlijk en naïef (‘Het speelgoed van de arme’). Een grote triptiek tracht dan weer het allegorische karakter van de prozagedichten te vatten in beelden met klassieke referenties. Sterker is Dumas als ze inzoomt op een rat die uit het doek puilt. Aaibaar, maar met scherpe tanden. Dat is misschien de ‘double take’ uit de titel: de botsing van het schone en het wrede, de ambivalentie van spleen et idéal.
De solo eindigt met huiselijk geluk. Dumas’ dochter Helena figureerde in vroeg werk als meisje, later als jonge vrouw. Hier is ze de prille moeder, geportretteerd in warme kleuren en intieme settings.
Uit de mode
Zeno X volgt het werk van Marlene Dumas al bijna dertig jaar. Met haar, maar ook met Raoul De Keyser en Luc Tuymans, testte galeriehouder Frank Demaegd de relevantie van schilderkunst op een moment dat die uit de mode was.
Er volgden galerieshows in 1993, 2002, 2008 en 2013 (met Tuymans). Bladerend door het nieuwe boek dat deze episodes documenteert, merk je dat Dumas al sterkere ensembles bijeenbracht. Deze passage hangt als los zand aan elkaar en mist thematische eenheid.
Toch blijft dit overdonderende schilderkunst. Het knapste werk dateert uit 2008: een portret van de mythologische figuur Io, dochter van een riviergod en minnares van Zeus. Een wervelwind, met wapperende haren in een korrelig kleurenpalet. Op en top Dumas.
Dumas’ impulsieve stijl is herkenbaar uit de duizend. De portretten lijken doorgroefde landschappen, vlekkerig en korrelig, vaak warmsensueel en soms ijskoud