De Standaard

‘De koningin van de Schelde’, een fallus van een colafles

‘De koningin van de Schelde’ symbolisee­rt de stad Oudenaarde, die als een waternimf ontwaakt uit de Schelde. Maar sommigen zien er ook iets anders in.

- Door Joke Van Caesbroeck Foto Alexander Meeus Elke week gaat Joke Van Caesbroeck naar een rotonde en draait daar rondjes.

Zoals dat gaat met drie van de drie ideeën die mijn brein jaarlijks voortbreng­t, vond ik ook deze ingeving eerst geniaal, dan uiterst stompzinni­g, en bleek ze uiteindeli­jk, net wanneer ik het genie in mezelf voorzichti­g weer toeliet, regelrecht onuitvoerb­aar. Ik heb namelijk geen auto en mijn rijbewijs zit al jaren in vieren gevouwen tussen twee ongebruikt­e klantenkaa­rten, en toch e-mailde ik mijn redactiech­efs het volgende: ik wil deze zomer negen keer naar een rotonde rijden en daar iets over typen. En dan moet u weten dat dat nog maar mijn eerste idee was dit jaar.

Vorige week ben ik dan maar een lijst beginnen te maken van negen vrienden die in het bezit zijn van een wagen en die ik inschat als oplettende chauffeurs, gevoelig eveneens voor wat passieve corruptie: als je autostrade­s neemt, moet je speechen op mijn uitvaart. Zes dagen duurde het om dat lijstje te maken, en het is nog altijd niet af. Niet omdat al mijn vrienden autoloos zijn, wegpiraten of moraalridd­ers, maar omdat ik helemaal geen negen vrienden heb.

Geen kat die bijgevolg raadt naast wie ik nu in de auto zit, behalve misschien de kat van JeanPaul Mulders. U kent hem wel, die gast van de Knack. Ik ben niet op de hoogte van ’s mans imago, maar neem het van me aan: het is best een aardige knul. Zo eentje die hulpeloze vrouwtjes van de ondergang redt, die heb ik graag.

Wat ik niet graag heb zijn mannen die geen stiltes verdragen. Na tien minuten in zijn Lexus Pax Media blijkt de klep van die aardige knul geen seconde stil te kunnen staan. Dat vrouwen elke leegte vol kletsen en iedere onzekerhei­d naar de achtergron­d tetteren, daar sta ik als volhardend­e seksist pal achter, maar mannen? Jongens, sta eens in uw kracht en zwijg.

Misschien leerde de moeder van JeanPaul haar zoon dat zwijgen geen optie is. Het zal wel een feministe zijn, zo woke als iets. Of zou ze al dood zijn? Niemand kan dood wakker zijn. Ik onderbreek zijn relaas – iets over het dak dat open kan – en vraag het hem: ‘JP, uw moeder, leeft die nog?’ ‘Ja’, zegt hij en hij legt de top duizend van Radio Nostalgie op.

We zijn onderweg naar Oudenaarde, elke kat raadt zo naar welk gedrocht van een rotonde. De koningin van de Schelde. Ofte, bij monde van het lokaal gepeupel: den druiper. Een gigant van een penis, die niet eens als penis is bedoeld. Elk zijn voorkeuren, maar persoonlij­k heb ik liever een giDat

gant van een penis die wel als penis is bedoeld.

Wat kunstenaar Peter Bijls vijftien jaar geleden beoogde was een waternimf, als symbool voor de stad Oudenaarde, die ontwaakt uit de Schelde. In de kunsten is de grens tussen waanzin en genialitei­t natuurlijk flinterdun, maar als je erin slaagt om een uit het water oprijzend vrouwentor­so eruit te laten zien als een fallus, neig ik toch te zeggen: geniaal. niet iedereen het met me eens is, bleek al in 2005, toen het kunstwerk werd opgetrokke­n op het kruispunt van de Graaf van Landaststr­aat en de N60, en in de virtuele wereld simultaan een Facebook-groep werd opgetrokke­n die eiste dat het kunstwerk, een schenking, wegens te lelijk zou verdwijnen. In de tijd dat ik nog cadeaus kreeg, zei ik gewoon dankuwel, maar de tijden zijn veranderd. ‘Kijk!’, onderbreek ik The Doors en het zachte geneurie van mijn chauffeur. Voor ons doemt hij op. Zij, pardon. De koningin van de Schelde. ‘Ik vind dat helemaal niet gelijken op een penis’, zegt JP. ’Eerder op een colaflesje gedrenkt in was die nu van het flesje druipt, kijk dan, een penis heeft trouwens geen kroonkurk, toch niet zo één.’ Ik zeg maar niet dat het zeer lang geleden is dat ik een penis van dichtbij zag, en ook niet dat mijn geheugen lijkt op dat van een boorling die gevraagd wordt naar zijn ervaringen tijdens de uitdrijvin­gsfase.

We rijden vijftien rondjes rond de nimf. Ze is beklad met graffiti, en eromheen staan keimuurtje­s waar al een paar zatlappen op zijn geknald. Wellicht waren ze bloednucht­er, maar hadden ze gewoon hun doel gemist. Dronken van de toertjes nemen we de afslag naar het centrum van Oudenaarde. We gaan nog even naar de oude begraafpla­ats, een prachtplek, en staan wat te staren naar het graf van Jotie T’Hooft. Ik glimlach bij de gedachte dat zelfs Jotie tussen al zijn junkieverd­riet heen eens goed zou gelachen hebben met die lul van een colafles.

‘Zeg JP, zo een penis met een vrouwelijk­e adellijke titel, is dat nu geen plat feminisme?’ Hij zwijgt. Goed zo. Ik vraag hem hoeveel paardenkra­cht dat bakje van hem trekt, en of er touw in de kofferbak ligt.

 ??  ??
 ??  ??

Newspapers in Dutch

Newspapers from Belgium