Een ijskoud onderhoud
De voorzitter van de N-VA, tevens oorlogsburgemeester van Antwerpen, had het de laatste tijd zo druk met de granaatgooiers in zijn stad, dat een nieuwe federale regering hem nog maar matig kon interesseren. Over wat ze in het Slovaakse parlement (en onderhand in de rest van Europa) dezer dagen honend ‘de Belgische rechtsstaat’ noemden, wilde hij zich blijkbaar evenmin uitlaten. Hierover wilde hij eerst eens bijpraten met zijn partijgenoot, Vlaams minister-president Jan Jambon, teneinde te vernemen wat de man zich nog wél herinnerde van het onderzoek naar wat er begin 2018 in die folterkelder in Charleroi was gebeurd. Ook wilde de Leider eens terugblikken op wat Sterke Jan de laatste tijd allemaal had verkondigd en vervolgens weer had moeten herroepen. Nogal wat.
In het kantoor van De Wever waren die middag de gordijnen dicht. Er brandde alleen hard tl-licht, wat het lokaal de aanblik en de gezelligheid verschafte van een industriële koelcel. Het bureaublad van de voorzitter was leeg, afgezien van een mapje waarvan de inhoud voorlopig geheim bleef en een dictafoon. Toen de minister-president het lokaal betrad – met lood in de schoenen, het mag gezegd – nam de voorzitter het hierboven vermelde toestel ter hand. Hij sprak: ‘14 uur 07. Begin van onderhoud met de heer Jambon.’
Laatstgenoemde schrok van die ongewoon kille ontvangst. De voorzitter had ook geen aanstalten gemaakt om een hand te geven, niet zó vreemd gezien het tijdsgewricht. Maar zelfs een elleboogje kon er blijkbaar niet van af. Ongebruikelijk. Die spot die recht in zijn gezicht scheen, vond de ministerpresident ook niet echt prettig.
‘U zal er geen bezwaar tegen hebben als ik dit functioneringsgesprek opneem, meneer Jambon? Kwestie van straks communicatiefouten te vermijden.’
‘Maar Bart toch!’, protesteerde de minister-president, met de aarzelende grijns van een schacht die aan het begin van een harde studentendoop hoopt dat het straks tóch nog gezellig kan worden.
De voorzitter vervolgde: ‘Ik wil u ook waarschuwen dat deze ontmoeting gefilmd wordt.’
Jambon ontwaarde inderdaad een paar camera’s: één links in de hoek tegen het plafond, één op een statief die hem in close-up nam en nu al op zijn voorhoofd de eerste zweetdruppels registreerde.
‘14 uur 08. De heer Jambon heeft geen bezwaar’, vertrouwde de voorzitter zijn dictafoon toe. Dan oordeelde hij dat er genoeg hartelijkheden waren uitgewisseld en dat het tijd was om tot de kern van de zaak te komen. ‘Weet u nog wie de eerste gesprekken heeft gevoerd over de vorming van de huidige Vlaamse regering, Jambon?’
‘Ik meen mij te herinneren dat u dat was, voorzitter.’
‘Toch? En weet u bij wiens gratie u minister-president bent geworden?’ ‘Natuurlijk.’
‘Vraag me dus vooral niet of ik er al spijt van heb. Luister eens hier …’
De voorzitter sloeg nu zijn mapje open en begon aan wat bleek een boeklezing te zijn van de exploten waarmee Sterke Jan eerst de bijnaam Janneke Jok had verworven en zich nu had laten kennen als Blode Jan. De erven Franquin hadden intussen ook al ernstig bezwaar gemaakt tegen het oneigenlijke gebruik van de naam Guust Flater.
‘Enkele inspirerende quotes uit uw verzameld werk, Jambon? “Eerst je huis verkopen voor je recht hebt op een leefloon.” “Collaborateurs hadden hun redenen.” “Een significant deel van de moslims stond na de aanslagen te dansen in de straten van Molenbeek.” “Ik ken verhalen van asielzoekers die meteen een huis kochten met hun kindergeld.” “Erika Vlieghe geeft mij altijd helemaal gelijk.” Zal ik het lijstje van uw kemels voortzetten, Jambon?’
Het wezen van de minister-president was inmiddels verwrongen tot een triestige tronie, alsof hij een dozijntje bedorven oesters had moeten doorslikken: ‘Da gade gij waarschijnlijk bepale, voorzitter?’
‘En nu weer zo laf en bot over een mens die kapotgemaakt wordt in een politiekerker in Charleroi. Kon je nu echt niets beters verzinnen dan “Ik heb daar nooit met geen enkel woord over gehoord … Ik heb geen enkele fout gemaakt …” Zijt gij niet beschaamd?’
Jambon pruttelde: ‘Ik heb toch mijn medeleven aan de nabestaanden overgemaakt?’
‘Neeje, beschaamd omdat ge uw voorzitter en uw partij zo tot schande hebt gemaakt! Wel?’
Geen reactie. De voorzitter boog zich over zijn dictafoon en baste: ‘14 uur 24. De heer Jambon blijft een antwoord schuldig.’
‘14 uur 26. Verdachte jammert als een kind. Maakt een verwarde maar niet agressieve indruk. Ik vraag wel om assistentie, ben bang dat hij zichzelf bezeert en het zich dan achteraf niet herinnert.’
Gelukkig, na een glaasje water, enkele bemoedigende woordjes en de verzekering dat hij straks een spelletje op zijn smartphone mocht spelen, kwam de minister-president er weer enigszins bovenop.
‘Parbleu, wat een watje, zeg’, bedacht de voorzitter. ‘Aansteller. Denkt hij misschien dat ik een kwartiertje op zijn gezicht zal gaan zitten? Hem knevelen en platspuiten? Hem dringend verzoeken om de eer aan zichzelf te laten? Dat al helemáál niet! Komaan zeg! We zijn hier wel een beetje in een beschaafd land, hé.’
(14 uur 47. Verhoor vroegtijdig stopgezet.)
De erven Franquin hadden al ernstig bezwaar gemaakt tegen het oneigenlijke gebruik van de naam Guust Flater