Corona-sneltest voor heel binnenkort
Een ‘zwangerschapstest’ die binnen vijftien minuten zegt of iemand geïnfecteerd is met het nieuwe coronavirus, zou kunnen voorkomen dat hele klassen dagenlang in quarantaine moeten.
Het is een kwestie van een maand, hooguit twee maanden, vooraleer sneltests op het nieuwe coronavirus bij ons op de markt komen. In de Verenigde Staten zijn deze zomer al verschillende ‘antigenentests’ van grote bedrijven goedgekeurd door de overheid. ‘Eerder dit jaar hadden al kleinere spelers sneltests op de markt gebracht, maar die waren niet betrouwbaar’, zegt Herman Goossens, professor microbiologie aan het UZ Antwerpen. ‘Nu hebben enkele grote, ervaren spelers hun sars-CoV-2-tests klaar.’
In de Verenigde Staten heeft het geneesmiddelenagentschap (FDA) de sneltests van Abbott en Becton Dickinson, twee grote bedrijven die gespecialiseerd zijn in medische technologie, goedgekeurd. Farmabedrijf Roche maakte vorige week bekend dat het een sneltest heeft die eind september op de markt komt.
Voor de sneltest is een neusswab nodig, afgenomen door een arts. Bij de test van Abbott bijvoorbeeld wordt de swab vervolgens ingebracht in een plastic kaartje ter grootte van een bankkaart. Een kwartier later verschijnen op het kaartje, zoals bij een zwangerschapstest, één of meer strepen. In de VS wordt de test voor 5 dollar (4,22 euro) aangeboden.
Zulke sneltests zouden een enorme vooruitgang betekenen, want de huidige wachttijd tussen de staalafname en het laboresultaat leidt tot veel frustratie bij mensen die hun leven enkele dagen on hold moeten zetten. En dat terwijl de kans op een positief resultaat kleiner is dan een op de twintig. De sneltests zouden ook soelaas bieden voor de laboratoria bij een volgende coronagolf, die wellicht zal samenvallen met het griepseizoen. Ze dreigen dan overspoeld te worden door stalen van mensen met koorts, hoofdpijn en/of keelpijn.
Dat betekent evenwel niet dat de bestaande labotests compleet overbodig worden. ‘Die blijven de gouden standaard’, zegt Goossens. ‘De sneltests zijn sowieso minder gevoelig dan de PCR-tests, die in het labo worden geanalyseerd. Ik verwacht dat de nieuwe sneltests een gevoeligheid hebben van minstens 80 procent. Je mist dus wel een deel van de besmettingen.’
Hoe betrouwbaar de verschillende tests precies zijn en in welke situaties ze zinvol zijn, zal Goossens deze winter samen met collega’s uit een tiental andere landen in een grote studie uitklaren. Hij coördineert de klinische studie die gefinancierd wordt door de EU en de farma-industrie.
Herfst één grote chaos Goossens ziet alvast groot potentieel voor de sneltests bij besmettingen in groepen. ‘Denk aan scholen. Stel dat een leerling besmet is met het sars-CoV-2-virus. Je zou dan de hele klas op school een sneltest kunnen geven. De leerlingen die veel virus dragen, halen de sneltests er wel uit. Die “dikke vissen” met een hoge virale lading moet je snel ontdekken, want ze zijn potentiële superverspreiders. Leerlingen met een negatieve sneltest kunnen wel naar school blijven gaan, in afwachting van de tragere maar nauwkeurigere labotest.’
De sneltests zouden ons kunnen helpen om met het virus samen te leven, zegt Goossens. ‘Om het virus onder controle te houden, moeten we testen, testen, testen. We moeten nu, vóór ze op de markt komen, nadenken over hoe we de sneltests precies inzetten en hoe ze worden terugbetaald. Als we in een periode waarin ook andere luchtwegvirussen circuleren, geen beleid hebben en we mensen te lang in quarantaine laten wachten op hun sars-CoV-2-testresultaat, wordt de herfst één grote chaos.’
‘De sneltests zijn minder gevoelig dan de labotests, maar wie veel virus draagt, halen de tests er wel uit’ Herman Goossens Microbioloog (UZ Antwerpen)
De kans is groot dat grootschalige klinische studies over enkele maanden bewezen hebben dat één of zelfs meer kandidaat-vaccins in staat zijn om infecties voorkomen. De kans is ook groot dat de uitrol van de vaccins dan meteen kan starten, want heel wat farmabedrijven zijn al volop dosissen van hun veelbelovende kandidaat-vaccins aan het produceren om geen tijd te verliezen (DS 5 september).
Maar hoe krachtig moeten de eerste coronavaccins zijn die – allicht begin 2021 – op de markt komen? Is een eerste, matig werkzaam vaccin beter dan niets? Of moeten de geneesmiddelenagentschappen die de vaccins keuren, matige vaccins dur ven af te wijzen?
De discussie daarover is nog maar pas begonnen. En niet iedereen legt de lat zo hoog als de wetenschappers vragen.
Uit wiskundige simulaties van Amerikaanse onderzoekers, gepubliceerd in het vaktijdschrift American Journal of Preventive Medicine, blijkt dat een coronavaccin zeer goed moet werken om ons te verlossen van mondmaskers en afstandsregels. Bij hun berekeningen hielden de vorsers rekening met verschillende scenario’s, waarbij ze speelden met de efficiëntie van een vaccin (een cijfer tussen 0 en 100procent), met het percentage van de bevolking dat zich effectief laat inenten en met het percentage burgers dat tijdens de pandemie zelf al immuniteit opgebouwd heeft.
Minimaal 60 procent
De onderzoekers schrijven dat het vaccin een efficiëntie van minstens 60 procent moet hebben om de epidemie te doen uitdoven. Maar dat is slechts een theoretisch minimum, want die 60 procent efficiëntie is alleen voldoende als 100 procent van de bevolking ingeënt is én als al 15 procent door blootstelling aan het sars-CoV-2-virus zelf immuniteit heeft opgebouwd. Als in de praktijk minder mensen – neem 75 procent – zich laten inenten, moet de efficiëntie van het vaccin minstens 80 procent bedragen. Alleen dan creëert het vaccin voldoende ‘hinderpalen’ waardoor de verspreiding van het virus ver
‘Als het vaccin een lage efficiëntie heeft, dreigen de mensen een vals gevoel van veiligheid te krijgen’ Pierre Van Damme Vaccinoloog
traagt en een groepsimmuniteit bereikt wordt.
De onderzoekers waarschuwen in hun paper voor valse verwachtingen. We mogen er niet van uitgaan dat de coronamaatregelen volledig overbodig worden van zodra er een vaccin is. In het bijzonder als de efficiëntie van de eerste vaccins onder de 70 tot 80 procent zou liggen.
Ter vergelijking: het vaccin zou het beter moeten doen dan het jaarlijkse griepvaccin, dat maar matig werkzaam is (50 procent efficiëntie). Het mazelen-bof-rubellavaccin daarentegen heeft een efficiëntie van meer dan 95 procent.
Of de kandidaat-vaccins tegen het sars-CoV-2-virus die nu in de eindspurt zitten, een matige of hoge efficiëntie halen, moet nog blijken. Er zijn aanwijzingen dat ze het immuunsysteem van gezonde vrijwilligers goed activeren. Maar hoe goed zich dat in de praktijk vertaalt naar een langdurige bescherming tegen een infectie bij alle delen van de bevolking, dus ook bij ouderen en mensen met chronische aandoeningen, moeten grootschalige studies met tienduizenden proefpersonen nog uitwijzen. Die zijn nog niet afgerond, laat staan geanalyseerd.
Hoofd koel houden
Bij vaccinologen Pierre Van Damme (UAntwerpen) en Corinne Vandermeulen (KU Leuven) klinkt het unisono dat de lat voor een coronavaccin – ook voor de eerste – hoog moet liggen. Volgens hen moet een vaccin minstens 70 procent bescherming bieden omdat er anders geen groepsimmuniteit bereikt kan worden. ‘Bij een lagere efficiëntie dreigen mensen een vals gevoel van veiligheid te krijgen’, zegt Van Damme. ‘Ik ben ingeënt, en dus beschermd: die redenering. Als ze dan toch ziek worden, verliezen ze mogelijk ook hun algemene vertrouwen in vaccins.’
Het coronavaccin mag ook niet zomaar vergeleken worden met het griepvaccin, zegt Van Damme. ‘De gewone griep is geen pandemie die gestopt moet worden.’
Corinne Vandermeulen vreest dat in sommige landen de druk op de gezondheidsautoriteiten (de geneesmiddelenagentschappen en de overheden) groot zal zijn om toch vaccins goed te keuren die het niet beter doen dan het griepvaccin. ‘Ik hoop dat ze het hoofd koel zullen houden. Dat ze niet zullen denken “als we maar een vaccin hebben”.’
Al veel geld besteed
De bezorgdheid dat de geneesmiddelenagentschappen snel tevreden zullen zijn, komt niet uit de lucht vallen. De Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) spreekt in de doelstellingen voor een covid19-vaccin van een minimumefficiëntie van slechts 50 procent.
Het Europese Geneesmiddelenagentschap (EMA) meldt aan De Standaard dat het de vaccins ‘geval per geval’ zal beoordelen. ‘Vanuit de volksgezondheid zou het wel wenselijk zijn om een efficiëntie van ruim boven de 50 procent te hebben’, klinkt het. Een minimumefficiëntie legt het EMA evenwel niet op.
Ook de Belgische onderzoekster Els Torreele, die zich in het verleden onder andere bij de ngo Artsen zonder Grenzen inzette voor de toegankelijkheid van geneesmiddelen, waarschuwt er in een recent opiniestuk in het vakblad The BMJ voor dat bij de race naar het coronavaccin de focus op snelheid ligt en te weinig op werkzaamheid. ‘Landen als de VS hebben al veel geld in de ontwikkeling van “hun” vaccins gepompt’, zegt Torreele tegenover De Standaard. ‘Het gaat altijd maar over de snelheid waarmee de vaccins ontwikkeld worden. Als de eerste vaccins niet goed genoeg zijn, zullen de mensen hun vertrouwen verliezen en zich later ook niet meer laten inenten met een beter vaccin.’
‘Als de eerste vaccins niet goed genoeg zijn, zullen de mensen zich later ook niet meer laten inenten met een beter vaccin’ Els Torreele Onderzoekster