Als het zo zit,
Die nieuwe federale regering is nog niet voor morgen, en wat ze zou doen, blijft ook onzeker. Helder is wel dat het verzet ertegen al wordt opgetuigd. Zoals de, laten we zeggen, vooruitziende kritiek nu al op de sociale media klinkt, herinnert die sterk aan de negativistische stemmingmakerij tegen de regering-Di Rupo, die het land alleen tot hel en verdoemenis zou voeren. Het Vlaamse patronaat gaf de nieuwe coalitie alvast een schot voor de boeg. Voor Voka-voorzitter Wouter De Geest is het pas goed, vertelde hij Radio 1, als wat de regering doet ‘een afspiegeling is van onze Voka-plannen’. Bonne chance, Vivaldi! Deze heren zijn wat gewend en niet snel tevreden te stellen.
De kritiek houdt graag een Noords model als voorbeeld voor. Het is een frase die vorig jaar al opdook in het Vlaamse regeerakkoord. Wat ze precies betekent, is minder helder, maar ze roept wel een mythische sfeer van efficiëntie, zakelijkheid en soberheid op. Noordelijk betekent vooral: niet zuidelijk, niet op zijn Frans, Italiaans of godbetert Waals. Nederland, ja, graag.
Het moet gezegd dat politiek Nederland, anders dan wat in België en Vlaanderen het geval is, de opmerkelijke gave bezit om breed te kunnen mobiliseren rond grote projecten. Op de bankencrisis reageerde Nederland met vreselijke bezuinigingen en privatiseringen, die onder meer de sociale ongelijkheid fors aanscherpten, maar waar vakbondsverzet niets tegen in kon brengen. Het land kon zo zijn begroting op orde krijgen en nu heet het zelfs dat ‘het geld tegen de plinten klotst’.
De zogeheten ‘klimaattafels’ gaven de aanzet voor een grootschalige aanpak van de klimaatverandering. De energietransitie, weg van het gas, komt al op gang. Vandaag ligt een plan op tafel om, tegen de Nederlandse budgettaire striktheid in, 20 miljard euro te investeren via een Nationaal Groeifonds. Voor corona toesloeg, ging dat zelfs over 50 miljard euro – de rente is toch laag en investeringen brengen een veelvoud op van wat ze kosten. Al wie een idee heeft, mag het voorstellen, en dat varieert van een nieuwe spoorlijn in het noorden, via energieopslag in Limburg, tot het verlagen van de schoolplichtleeftijd tot drie jaar.
In dat vermogen tot mobilisatie speelt reëel politiek leiderschap in op een niet te miskennen volgzaamheid in de Nederlandse publieke opinie. Wijlen Nico Scheepmaker duidde die ooit als de overtuiging ‘wat moet, dat moet’. In de praktijk gaat het dan om een maatschappelijke samenhang rond een elitaire, neoliberale consensus – wat Nederland in EU-context ook tot een van die ‘vrekkige’ lidstaten heeft gemaakt. De keerzijde van die dociliteit is dat de
Goede raad voor Vivaldi: niets lukt als de politiek de kiezer alleen vreest en verzuimt hem te zien als potentiële medestander