Corona heeft kloof tussen rijk en arm nog vergroot
Het ergste leed op onze arbeidsmarkt lijkt geleden. Eind augustus stonden zowat 200.000 werknemers geparkeerd in het stelsel van tijdelijke werkloosheid. Dat is minder dan 5 procent van de werkgelegenheid in de privésector. Wat een verschil met de eerste week van april. Toen, in volle lockdown, waren er 1,2 miljoen tijdelijk werklozen. Eén werknemer op de drie zat toen thuis.
De herinnering aan die crisisdagen uit het voorjaar is aan het vervagen. Maar wie het nieuwste covidrapport van de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO) leest, weet meteen weer hoe verwoestend de impact van de pandemie op de werkgelegenheid was en nog steeds is.
De IAO heeft berekend dat er in het tweede kwartaal, van april tot juni, wereldwijd 17 procent minder werkuren zijn gepresteerd dan in dezelfde periode van vorig jaar. Voor het bijna afgelopen derde kwartaal, van juli tot september, maakt de IAO gewag van een verlies van 12 procent werkuren. Als u dat in verloren (voltijdse) jobs wilt omrekenen: 1 procent staat voor zowat 28 miljoen jobs.
In Peru ging 55 procent van de werkuren verloren, in Zwitserland amper 2 procent
Het rapport toont grote verschillen aan tussen de rijke industrielanden en de arme ontwikkelingslanden. In WestEuropa was er in het tweede kwartaal een verlies van werkvolume van zo’n 14 procent, in Centraal-Amerika was dat 35 procent, meer dan het dubbele. Het contrast tussen beide werelddelen is extreem. Peru tekent voor de absolute piek van verloren werkuren (-55 procent), terwijl het in Zwitserland om amper -2 procent ging.
Daar zijn verklaringen voor. In de industrielanden maakten veel bedrijven gebruik van de (technologische) mogelijkheden om hun personeel te laten telewerken. In Europa is er ook veel meer overheidstewerkstelling, die geen gevaar liep door corona.
Dezelfde kloof zien we ook in de IAO-tabellen over het inkomensverlies dat de werknemers hebben geleden. Globaal gaat het, voor de eerste drie kwartalen samen, over ruim 10 procent, omgerekend zo’n 3.500 miljard dollar. Ook hier spant Zuid-Amerika de kroon, met tot 19 procent inkomensterugval.
Anders dan in de meeste Zuid-Amerikaanse landen hebben de overheden in de industrielanden zwaar uitgepakt met uitkeringen of premies, om het inkomensverlies van hun burgers op te vangen. Die politiek was niet louter sociaal geïnspireerd. Er zat ook een economische logica achter, want de koopkracht van de bevolking op peil houden, hielp de binnenlandse consumptie te ondersteunen. Dat bleek een essentiële steunmaatregel voor de lokale handelssector.
Die aanpak heeft geloond, want het IAO-rapport toont een duidelijke correlatie: hoe uitgebreider de stimuleringspakketten, hoe kleiner het verlies in werkvolume en inkomen.
Nog een belangrijke vaststelling: in het ‘Noorden’ is de officiële werkloosheid gestegen, maar in het ‘Zuiden’ is in de eerste plaats de (onbetaalde) inactiviteitsgraad toegenomen. Wie er zijn job in het informele circuit verloor, kon niet terugvallen op een werkloosheidsuitkering.
In ‘De Grote Markt’ duikt de economieredactie dagelijks in een opmerkelijke beweging in de economische wereld.