Africamuseum gaat niet in op claim van ex-para’s
DEKOLONISATIE Het Africamuseum weerlegt de kritiek van ex-paracommando’s en schrapt niet zoals gevraagd een bijschrift bij een kunstwerk.
Advocaten van zeven verenigingen van gewezen paracommando’s en oud-kolonialen hebben het Africamuseum in gebreke gesteld voor een bijschrift bij een hedendaagse toevoeging in de Grote Rotonde (DS 30 september). De kunstenaars Aimé Mpane en Jean-Pierre Müller legden vorig jaar bedrukte sluiers over de zestien beeldhouwwerken in de centrale inkomhal. Ook bij België brengt veiligheid in Congo van Arsène Matton, dat de directie omschrijft als ‘een racistisch beeld dat de koloniale blik verheerlijkt’. De beeldengroep maakt integraal deel uit van het museum, dat een beschermd monument is, en kan dus niet verwijderd worden. Daarom bestelde het Africamuseum een hedendaagse interpretatie.
De gewraakte afbeelding toont een gewapende soldaat met de tekst ‘Een Belgisch paracommando in Stanleyville in 1964, tijdens het verpletteren van de Simba-rebellen. De onafhankelijkheid van Congo in 1960 heeft nog lang niet de doodsklok geluid voor buitenlandse interventie’. De ex-paracommando’s vonden dat deze tekst ‘bijzonder misleidend, kwetsend en een aantasting van de eer’ is van het toenmalige Belgische team.
Het museum had tot gisteren de tijd om de verwijzing te schrappen, maar doet dat dus niet. ‘Het debat over dit onderwerp getuigt van eurocentrisme ’, staat er in het antwoord op de ingebrekestelling.
De operatie Rode Draak, met de nog jonge para’s, kaderde wel degelijk in een humanitaire opdracht. Maar er was ook een militaire interventie aan gekoppeld, Ommegang, die uitgevoerd werd door het Congolese leger met de steun van ‘witte’ huurlingen en Belgische militairen. Beide operaties werden gecoördineerd door Belgische officieren. Omdat Rode Draak zich beperkte tot het redden van westerlingen, werd ze door de Congolezen niet als een humanitaire missie gezien, maar als een gecoördineerde actie om een opstand te onderdrukken.
Volgens het museum viseerden de kunstenaars de soldaten niet persoonlijk. ‘De eer en moed van jonge mensen heeft niets te maken met het cynisme van de autoriteiten die hun bevelen gaven’, klinkt het.