Bakje troost in zwart-wit RECENSIE
Net als haar man Henri CartierBresson fotografeerde Martine Franck in de eerste plaats voor een betere wereld. De retrospectieve in haar geboortestad Antwerpen is een deugddoend, zij het onvermijdelijk wat gedateerd warm dekentje.
¨¨¨èè
Op zijn eerste verdieping toont het Fotomuseum naar jaarlijkse gewoonte werk van tien Belgische of in België residerende talenten. Af en toe zie je klassieke documentaire shots, maar het rijk is vooral aan fotografie die deconstrueert en ontregelt, fictionaliseert en confabuleert, innerlijke zoektochten verbeeldt. Zowat alles heeft weerhaken en roept vragen op.
Hoe anders, hoeveel eenvoudiger en bevattelijker ogen het leven en de wereld een etage hoger, waar Martine Franck (1938-2012) een overzicht krijgt. Empathie en zachtmoedigheid troef, hier en daar voel je dat tot in je tenen: sommige zalen zijn voorzien van donzige witte tapijten.
Franck, geboren in Antwerpen als dochter van een Belgische bankier en zijn Britse vrouw, kreeg het reizen met de paplepel mee. Ze groeide op in Engeland en de Verenigde Staten en studeerde in Madrid en Parijs, waar ze zich uiteindelijk vestigde. De coup de foudre met de fotografie kwam er in 1963, tijdens een lange reis door Azië. Van haar neef had ze een Leica geleend, toen met voorsprong het favoriete speelgoed van straatfotografen. Ze was een natuurtalent – kort daarna al verscheen haar werk in The New York Times, Life en Vogue.
Liever een lach dan een traan Vanaf het begin was sociaal engagement haar grootste drijfveer. Franck was actief betrokken bij feministische groepen, trok zich het lot aan van vluchtelingen en bedreigde gemeenschappen wereldwijd. Maar de ellende uit het onderwerp wringen, was niet haar ding: geheel in lijn met de humanistische spirit die in de jaren 60 zo goed gedijde, focuste ze op waardigheid en schoonheid. Liever een glimlach dan een traan. Collega Robert Doisneau had het over ‘Martine Franck met haar vriendelijke blik’. ‘Ik hou van mensen. Ik ben niet erg afkeurend,’ zei ze zelf. Een gutmensch, zou de cynicus zeggen.
In 1966 ontmoette ze op een Parijse modeshow die ze coverde voor The New York Times de dertig jaar oudere Henri Cartier-Bresson, godfather van de moderne persfotografie, medeoprichter van de fotocoöperatieve Magnum en op dat moment nog steeds de haast onbetwiste paus van de goede fotografische smaak. Zijn openingszin: ‘Martine, ik wil je contactafdrukken komen bekijken.’ Vier jaar later trouwden ze, ze zullen samenblijven tot zijn dood in 2004.
Concurrenten zijn ze nooit geweest; toen ze elkaar ontmoetten, had Cartier-Bresson zijn Leica al ongeveer aan de wilgen gehangen en