Nooit hadden we meer nood aan verbeelding dan vandaag
Dat Ursula von der Leyen wil inzetten op duurzaamheid en esthetiek, juicht Kris Peeters toe. Maar haar voorstel om ‘een nieuw Europees Bauhaus’ te creëren, kan nog wat finetuning gebruiken.
Lector verkeerskunde aan de PXL.
Ursula von der Leyen, de voorzitter van de Europese Commissie, pleitte vorige week onder meer in deze krant voor ‘een nieuw Europees Bauhaus’, (DS 15 oktober). Ze refereerde daarmee aan de legendarische opleiding voor beeldende kunstenaars, ambachtslieden en architecten die eerst in Weimar, later in Dessau en ten slotte in Berlijn werd georganiseerd. Opgejaagd door het nazisme werd de beweging internationaler dan ze ooit had durven te dromen.
Met beroemde namen als Henry Van de Velde, Walter Gropius, Ludwig Mies van der Rohe, Paul Klee, Kandinsky en Piet Mondriaan, werd ze de wegbereider voor het modernisme en inspireert ze tot vandaag architectuur, kunst en design. Haar missie? De verschillende kunsten herenigen in de bouwkunst en daardoor kunstenaars weer in het hart van de samenleving brengen. Het Bauhaus wilde kunst(enaars) niet langer beschouwen als een ‘luxueus extraatje’, wel als een deel van de essentie.
Of Von der Leyen dat ook zo ziet, is niet helemaal duidelijk. Ze schetst het Europese Bauhaus als een vehikel dat letterlijk en figuurlijk vorm moet geven aan de ‘Green Deal’. Die moet tegen 2050 van Europa het eerste klimaatneutrale continent maken. Daarvoor is niet alleen een nieuw economisch model nodig, zegt ze, maar ook een nieuwe uitstraling en esthetiek. Een wervende gedachte, van het soort waaraan het Europa de laatste decennia al te vaak ontbreekt. Hoera dus. Driewerf hoera zelfs, om alle twijfels weg te nemen.
Maar misschien kan het idee nog wat finetuning gebruiken. Wat de missie betreft: waarom zouden we de ‘bouwkunst’ van Gropius en het ‘economische model’ van Von der Leyen niet vervangen door ‘levenskunst’? Het begrip is breder en dus omvattenwil der. Bouwkunst gaat in essentie over de omgeving waarin wij wonen, werken en recreëren – kortom: leven. Bovendien veronderstelt die andere economie echt wel een andere manier van leven. En niet noodzakelijk een slechtere.
Toekomstvoorstelling
In ‘levenskunst’ zit ook het woord ‘kunst’. Dat is interessant, omdat je zo de brug slaat naar de kunstenaars – een mensentype dat ook in de coronacrisis weer het gelag dreigt te betalen. Meer dan aan toekomstvoorspellers hebben wij nood aan toekomstvoorstellers. Niet alleen omdat de eersten er steevast naast zitten, maar vooral omdat die ons de toekomst ontnemen door haar te presenteren als iets wat al vastligt en waarover niet meer moet worden gedebatteerd.
‘There is no alternative!’ Margaret Thatchers mantra is de vaste onderlegger geworden van onze neoliberale samenleving, een schaamteloos appel om vooral het systeem niet in vraag te stellen. Zo kunnen we blijven denken dat het systeem het slachtoffer is van de crisis. En niet de oorzaak. Zo wordt elk democratisch debat gesmoord nog voor het begint. Wie toch discussiëren, wordt weggezet als wereldvreemd en onrealistisch.
Toekomstvoorspellers laten ons hoogstens de keuze hoe we het onafwendbare willen ondergaan. Nee, dan liever de toekomstvoorstellers, de mensen die verschillende toekomsten zien en in staat die te verbeelden. Wie ‘verbeelding’ zegt, zegt ‘kunstenaars’, de visionairen die zich niet beperken tot het ‘mogelijke’ en het denkbare systematisch oprekken. Ze maken het onvoorstelbare voorstelbaar en promoveren het tot een mogelijkheid. Voor wie denkt dat het onmogelijke per definitie niet mogelijk is: had u de wereld zoals hij er vandaag uitziet een jaar geleden voor ‘mogelijk’ gehouden?
Nooit hadden we meer nood aan verbeelding dan vandaag, nooit kwamen kunstenaars meer van pas.
Schoonheidsinstituut
Daar is nog een reden voor. Door corona herontdekken we onze omgeving, en beseffen we dat schoonheid niet gereserveerd hoeft te worden voor vakantiereservaten die je alleen per vliegtuig kunt bereiken. Geef kunstenaars de ruimte en laat de esthetica los op alles wat ons omringt. Waarom zouden industrieterreinen niet mooi mogen zijn? Dus een nieuw Bauhaus dat ook een ‘schoonheidsinstituut’ mag zijn, ja gerne! Zeker als die nieuwe beweging net zoals de oude een sociaal programma zou omarmen. Gropius en co. streefden naar minder ongelijkheid en meer sociale rechtvaardigheid. Ze wilden levenskwaliteit zo veel mogelijk democratiseren.
Ik mag hopen dat we die ambitie niet opgegeven hebben. We kunnen het ‘less is more’ van Mies van der Rohe alvast actualiseren. Als wat geldt voor onze goudvoorraden ook geldt voor alle andere voorraden – namelijk dat ze eindig zijn – moeten we ook
We herontdekken onze omgeving en beseffen dat schoonheid niet gereserveerd hoeft te worden voor vakantiereservaten die je alleen per vliegtuig kunt bereiken