‘Wit-Rusland is geen land, maar gratis theater’
Al weken staat Nina Baginskaja (73) vooraan bij de protesten in Wit-Rusland. Ze laat zich niet intimideren. ‘De Duitsers hadden Hitler, de Sovjet-Unie had Stalin, wij hebben Loekasjenko.’
Nina Baginskaja staat altijd vooraan. Zwaaiend met een van haar rood-witte vlaggen – ze naait ze zelf, er werden er al vijf afgepakt – trotseert de 73-jarige activiste al jaren de Wit-Russische oproerpolitie. ‘Ik wandel!’, riep ze half augustus eigenwijs naar een boomlange, gemaskerde agent die haar de weg versperde. De video ging viraal, memes van het voorval overspoelden het web.
De kleine, energieke vrouw werd door de Wit-Russen omarmd als de ‘grootmoeder van de Wit-Russische revolutie’. Ze putten bij hun aanhoudende demonstraties – vorige zondag gingen weer duizenden mensen de straat op in een ‘Mars van de Moed’ – inspiratie uit haar bravoure, staan te dringen om met haar op de foto te gaan en roemen haar op sociale media als de ‘ziel van de natie’. Baginskaja, die al sinds de ramp in Tsjernobyl op de barricades staat, blijft nuchter bij al die aandacht. ‘Thuiszitten is nergens voor nodig. Als je stil blijf liggen, ga je eerder dood.’
Een interview met haar zit vol onderbrekingen. De vaste telefoonlijn van haar woning in Minsk wordt afgeluisterd door de Wit-Russische geheime dienst KGB. Die verbreekt om de haverklap de verbinding, delen van het gesprek worden opgenomen en teruggespeeld. ‘Ach ja, ook dat zijn hun tovertrucjes’, grinnikt Baginskaja wanneer de verbinding is hersteld. ‘Zij lachen met ons, wij lachen met hen. Dit is geen land maar gratis theater. Kaartjes zijn niet nodig. Je kunt gewoon de protestacties bezoeken en je hebt gratis vermaak.’ ‘Ik sta op en ontbijt, ik naai wat en ik doe mijn huishoudelijke taken. Als het tijd is, neem ik mijn vlag en dan ga ik. Ik neem alleen een flesje water mee, soms een zakmesje. Maar dat gebeurt alleen als ik rechtstreeks van mijn datsja naar een demonstratie ga. Als ik van thuis kom, neem ik geen zakmes mee. Dat is alleen maar extra gewicht.’ ‘Jazeker, ik was erbij. Er was een arrestantenbusje met van die grijsgroene mannetjes erin. Ze begonnen mensen naar hun busje te slepen, maar de oudjes renden de weg op en gooiden hun bloemen naar de wagen. Op twee meter van mij stond een legerauto geparkeerd, het raam was open. Een militair stak zijn hand uit en ik zag een pistool Hij begon in de lucht te schieten. Ik dacht: “schiet dan op mij”.’ ‘We laten ons niet slaan. We schreeuwden “ga weg!” naar die militair en hij vertrok. Daarna keerden de omaatjes zich tegen de rest van de agenten. Met onze bloemen gingen we op hen af. Het is goed dat de ouderen nu ook de straat opgaan. Als er weer zo’n mars komt, ben ik erbij. Ik kan alles!’ ‘Ik ben maar gewoon een deelnemer. En ze weten dat ik problemen heb met mijn gezondheid, dat ik soms licht word in mijn hoofd (Baginskaja lijdt na een fietsongeluk in haar jeugd aan epilepsie, red.) Ze willen niet te veel aandacht van journalisten. Straks ga ik nog dood tijdens zo’n manifestatie en dan krijgen ze iedereen op hun dak.’
Afgeluisterd
‘Hallo? Hallo?’, klinkt het als de verbinding voor de zoveelste keer wordt verbroken. ‘We worden afgeluisterd, maar het geeft niet. Jongens, luister maar lekker mee! Ik vertel niets dan de waarheid.’ ‘Het is nu zeker al 20.000 euro. Ik tel het niet meer, ik kan het toch niet betalen. Ze houden al 50 procent van mijn pensioen in, en dan nog duurt het wel vijftig jaar voor ik alles heb terugbetaald. Het is net zo’n komedie als al het andere. Deze overheid heeft voor iedereen represailles, zodat iedereen bang is: jongeren zetten ze vast, gepensioneerden geven ze boetes. Zo gaat dat. De Duitsers hadden Hitler, de Sovjet
Unie had Stalin en wij hebben Loekasjenko. En Poetin natuurlijk, in Moskou. Het is één kliek van fascisten.’
‘Tot mijn veertigste sprak ik Russisch, maar daarna begreep ik dat de taal de ziel is van het volk en ben ik Wit-Russisch gaan spreken. Dat is ook wat ik van de jeugd verwacht. Dat ze niet alleen de straat opgaan met een vlag, maar dat ze ook onze taal spreken. Als er geen nationaal gevoel is en geen taal, dan is er geen volk. En andersom: geen volk, geen taal, geen staat.’
‘Tot mijn veertigste sprak ik Russisch, maar daarna begreep ik dat taal de ziel is van het volk en ben ik Wit-Russisch gaan spreken'
Nina Bagin
Activiste