Columbus een held?
Joren Vermeersch schetst een bijzonder romantisch beeld van Christoffel Columbus dat ook tijdens mijn jeugd, nu 45 jaar geleden, gangbaar was. Columbus staat ‘symbool voor alles wat de westerse beschaving ooit groot heeft gemaakt: een mateloze dorst naar kennis, een onblusbaar verlangen naar het onbekende’ (DS 18 oktober). Op deze held van ‘onze’ jeugd pleegt een linkse ideologische verblinding een karaktermoord. Daardoor moeten alle beelden van deze ontdekkingsreiziger uit de publieke ruimte verdwijnen.
Zelf ben ik als historicus tegen het verwijderen van beelden uit de publieke ruimte omdat ook zij deel uitmaken van de geschiedenis en getuigen van onze vroegere omgang met het verleden. Dat neemt niet weg dat je niet blind mag zijn voor wat zich in dat verleden heeft afgespeeld. Vaak wordt Columbus in de populaire geschiedschrijving vanuit een Europees historisch perspectief als een held beschreven. Maar er bestaan ook historische bronnen die gewag maken van de wreedheden van Columbus en zijn manschappen, en die beschrijven de ontdekkingsreiziger als een roofzuchtige conquistador.
Er is het zogenaamde Bobadilla-verslag uit het Spaanse Nationaal Archief van Simancas. Het zat in een bundel verslagen waar het eigenlijk niet thuishoorde. Het verslag was een kopie van een proces-verbaal over de wandaden van Columbus op Hispaniola door de Spaanse gezant Francisco de Bobadilla, die in 1499 Columbus opvolgde als gouverneur van de ontdekte gebieden. Het verslag verdween bijna onmiddellijk. De inhoud sloeg in als een bom omdat het de wandaden van de Spanjaarden in hun kolonies duidelijk documenteerde. Inmiddels zijn de meeste historici van mening dat het koningspaar Ferdinand en Isabella het oorspronkelijke, voor Columbus belastende Bobadilla-rapport in alle stilte in een geheim archief liet verdwijnen.
In 1552 publiceerde de katholieke priester Bartolomé de las Casas Brevísima relación de la destrucción de las Indias (Zeer kort relaas van de vernietiging van de Indiën). Hij bezocht de Nieuwe Wereld voor het eerst in 1502 en werd getroffen door de mensonwaardige behandeling van de inheemse bevolking. Het was een vlammend protest tegen de mishandeling van de indianen. Tot in de twintigste eeuw werd hem dat niet in dank afgenomen. Tijdens de Franco-dictatuur werd hij weggezet als een kwaadaardige jood die er veel aan gelegen was het katholieke Spanje in een kwaad daglicht te stellen, zogezegd door haat tegenover het katholieke geloof. En ook tegenwoordig bekijken Spaanse conservatieve kringen deze Dominicaan met grote argwaan.
Van iemand die zich presenteert als historicus verwacht ik argumenten die gebaseerd zijn op historische bronnen. Zo niet berokkent dit soort discours veel meer schade aan de geschiedeniswetenschap dan wat foute acties van mensenrechtenmanifestanten.