Ophef in academische wereld
Schaadt een vrouw als mentor je wetenschappelijke carrière?
Junioronderzoekers die zich laten begeleiden door een vrouwelijke mentor ondervinden daarvan schade in hun latere carrière, zeker als ze zelf vrouw zijn. Die politiek onwelgevallige stellingname, gepubliceerd door het gereputeerde vakblad Nature Communications, leidde tot een storm van protest.
‘Ik zal er geen doekjes om winden: in het belang van de wetenschappelijke gemeenschap en van de reputatie van Nature Communications moet u dit artikel intrekken’, schreef Leslie Vosshall van het Howard Hughes Medical Institute en de Rockefeller University in een open brief. ‘Honderden wetenschappers hebben methodologische fouten in de studie gevonden. Dat uw tijdschrift desondanks de boodschap “Vermijd een vrouwelijke mentor of je carrière gaat eraan” verspreidt, is bijzonder ontmoedigend.’
De gewraakte studie werd uitgevoerd door drie onderzoekers van de New York University in Abu Dhabi. Uit ruim 200 miljoen wetenschappelijke artikels die in de loop van een eeuw waren gepubliceerd, distilleerden ze miljoenen paren van mentoren en ‘gementorden’. Ze beoordeelden vervolgens de voortgang van de carrière van die laatsten aan de hand van hoe vaak collega’s hun wetenschappelijke publicaties aanhaalden in hun eigen artikels – dit zogeheten ‘citatiecijfer’ is in de wetenschap een maat voor succes.
De conclusie is dat juniorwetenschappers die veel copubliceren met big shot-onderzoekers (wetenschappelijke artikels worden vaak gezamenlijk door junior- en senioronderzoekers ondertekend) zelf ook uitgroeien tot wetenschappers met bovengemiddelde citatiecijfers. Daarnaast concluderen ze – en hier wordt het gevoelig – dat juniorwetenschappers die vaak met vrouwelijke seniorauteurs copubliceren, in hun latere carrière lagere citatiecijfers halen dan wie met mannelijke begeleiders publiceert. Het negatieve effect valt vooral nadelig uit voor vrouwelijke juniorwetenschappers, berekenden ze. Maar ook vrouwelijke mentoren betalen een prijs voor hun begeleiding van vrouwelijke studenten: hun citatiecijfer neemt gemiddeld 18 procent af.
Steekvlamreacties
Vrouw leidt vrouw de dieperik in: het is geen geringe aantijging in een academische wereld waar affirmative action (positieve discriminatie) vaak als oplossing wordt gezien voor de relatieve schaarste van vrouwen in de hoogste geledingen van de universiteit. De conclusie, en de methoden die gebruikt zijn om haar te bereiken, hebben dan ook brandende kritiek gekregen. Op sociale media beweren critici dat de dataset werd misbruikt, dat mentorschapsrelaties en seniorstatus slecht gedefinieerd werden, en dat de citatiegraad alleen geen adequate maatstaf is voor een wetenschapscarrière.
Anderen wijzen erop dat, zelfs als de bevindingen geldig zouden zijn, dat geen rechtvaardiging vormt om mentorschap tussen vrouwen en vrouwen te ontmoedigen, vooral omdat de studie weinig aandacht besteedt aan geïnstitutionaliseerde vooroordelen die de uitkomst zouden kunnen verklaren. Het onderzoek was volgens sommige critici gericht op het vinden van bewijs van systematisch seksisme. ‘En het stelt meer seksisme voor als oplossing, door vrouwelijke onderzoekers aan te moedigen niet met andere vrouwen samen te werken.’
Taalwetenschapper Freek Van de Velde, die aan de KU Leuven onderzoek heeft gedaan naar de invloed van sekse in het wetenschapsbedrijf, schaart een deel van de kritiek onder ’steekvlamreacties.’ ‘Mensen zijn boos en komen met anekdotische tegenvoorbeelden: dat hun vrouwelijke begeleider hun carrière níét in de weg heeft gestaan. Daarnaast lees ik meer steekhoudende reacties, zoals de opmerking dat twee onderzoekers die samen publiceren daarom nog niet in een relatie van mentor tot gementorde staan.’
Kritiek op wetenschappelijke studies is eigen aan de wetenschap, zegt Van de Velde, en op zich onvoldoende reden om een artikel terug te trekken. ‘De vraag is meer waar het omslagpunt ligt en wanneer de conclusie van een studie echt onbetrouwbaar wordt. In dit geval ondersteunen eerdere studies deels de conclusies van de onderzoekers. Dat wil niet zeggen dat dit nieuwe onderzoek boven methodologische kritiek is verheven, maar je kunt stellen dat de conclusie niet per se van de pot gerukt is.’
In politiek gevoelige domeinen als de rol die gender speelt bij het uitbouwen van een carrière, is bovendien vaak sprake van asymmetrische reacties, zegt Van de Velde. ‘Publiceert iemand iets dat als anti vrouw geïnterpreteerd kan worden, dan gaan alle alarmen af, soms zelfs als een studie methodologisch degelijk onderbouwd is. Voor conclusies die de andere richting uitgaan, worden weleens slappere maatstaven gehanteerd.’
Reputatie Abu Dhabi
Wat volgens Van de Velde ook een rol kan hebben gespeeld, is dat de auteurs van de publicatie (twee vrouwen en hun mannelijke mentor) werken voor de universiteit van Abu Dhabi, een regio die geen beste reputatie heeft als het aankomt op vrouwenrechten. ‘Dat is een oneigenlijk argument, maar het kan meespelen. Ik vermoed dat de kritiek wellicht gematigder zou zijn geweest als de onderzoekers een westerse affiliatie hadden.’
De kritiek op de studie werd breed uitgemeten op de website van de Amerikaanse Vereniging voor Wetenschap AAAS, die het vakblad Science uitgeeft en een concurrent is van de bladen uit de Nature-stal. De hoofdredactie van het geviseerde blad heeft inmiddels aangegeven de klachten te zullen onderzoeken.
Zou een terugtrekking een goede zaak zijn? Van de Velde twijfelt. ‘Je wilt toch vooral weten of het klopt dat de begeleiding door een vrouwelijke mentor je carrièrekansen schaadt. Zo ja, dan wil je toch weten hoe dat komt, en wat eraan te verhelpen valt? Dát is de vraag die de academische wereld zou moeten stellen. De voorwaarde is natuurlijk dat het onderzoek bonafide en gedegen is.’
Hilde Van den Eynde
‘Publiceert iemand iets dat als anti vrouw geïnterpreteerd kan worden, dan gaan alle alarmen af, soms zelfs als alles methodologisch degelijk onderbouwd is’
Freek Van de Velde Taalwetenschapper KU Leuven
AUTEURSRECHTEN Zelfs al zullen de cafés dit jaar in totaal vijf maanden gesloten zijn, toch betalen ze bijna de volle pot aan auteursrechten. Dat de cafés en restaurants dit jaar nog de deuren openen, is onwaarschijnlijk. De eerste lockdown (van half maart tot begin juni) meegerekend, zullen ze dit jaar zo’n vijf maanden gesloten zijn. En hebben ze dus ook geen (live)muziek gespeeld in hun zaak.
Toch moeten zij ook dit jaar vrijwel de volledige auteursrechtenvergoeding betalen aan Unisono, het inningsplatform van onder meer de auteursvereniging Sabam. Unisono biedt de horecazaken momenteel slechts een ‘solidariteitskorting’ van één maand aan op het jaarforfait.
‘Wij willen een factuur die op een eerlijke en objectieve manier berekend wordt’
Pierre Poriau Fédération Horeca Wallonie
‘Het is heel vreemd dat onze leden auteursrechten moeten betalen voor de maanden waarop ze verplicht gesloten zijn’, zegt Matthias De Caluwe van Horeca Vlaanderen. ‘We willen een factuur die op een eerlijke en objectieve manier berekend wordt’, vult Pierre Poriau van de Fédération Horeca Wallonie aan.
Federale tussenkomst
De Vlaamse, Waalse en Brusselse horecafederaties hebben volgende week overleg met Unisono. ‘Ik wil daar niet op vooruitlopen, omdat we het overleg alle kans op slagen willen geven’, zegt Olivier Maeterlinck van Unisono. ‘Horecazaken betalen elk jaar een forfaitbedrag. In april zijn we al overeengekomen dat ze voor één maand geen auteursrechten moesten betalen. We hebben zeker begrip voor het feit dat ze langer moesten sluiten dan die ene maand. Anderzijds zijn ook de auteurs en musici ontzettend hard getroffen. Ook zij hebben al heel veel inkomsten zien wegvallen.’
Zijn het dan de horecazaken die daarvoor moeten opdraaien? Maeterlinck: ‘We hopen dat we de federale regering zo ver krijgen dat de auteurs en artiesten gecompenseerd worden voor het verlies aan auteursrechten. We willen die steunaanvraag het liefst samen met de horecasector indienen.’
De Caluwe van Horeca Vlaanderen blijft hopen op begrip. ‘Leidt het overleg van volgende week niet tot een oplossing, dan zullen we bekijken op welke andere manier we de rechten van onze leden kunnen verdedigen.’