Als het maar niet te ingewikkeld wordt
Toen Donald Trump in 2016 president werd, stortte de pers zich radeloos op de vraag: wie zijn die mensen die al die tijd over het hoofd waren gezien? Tal van essayisten en andere wijsneuzen zochten een antwoord in Hillbilly elegy, de memoires van J.D. Vance die toevallig (of niet?) rond die verkiezingen een bestseller werden. Hij was immers opgeklommen van een kansarm gezin met een gewelddadige, verslaafde moeder tot durfkapitalist – de vraag of dat een succes is, durven alleen durfkapitalisten met ja beantwoorden. Bovendien kwam hij uit Middletown, Ohio – precies in die ‘Rust Belt’ waar de witte mannen zonder diploma wonen die de basis vormden voor Trump.
Nu die laatste de verkiezingen heeft verloren, komt Ron Howard (Cocoon, Rush, The Da Vinci code) met een verfilming van die memoires. Alles erin ruikt naar een moedwillige poging van Hollywood-royalty om zich eens vol bekommernis te buigen over de gewone man. Hoezo Hollywood is een neerbuigende elite? Laten we ons eens verkleden in white trash.
Glenn Close kreeg een oversized omabril op en spuwt bijna-grove oneliners naar haar kleinzoon (de jonge J.D. Vance dus), die ze net heeft gered uit de klauwen van zijn labiele moeder – een voor de gelegenheid erg schreeuwerige Amy Adams. Beide actrices doen zo hun stinkende best dat je hen een Oscar zou toewerpen uit medelijden. Amy Adams werd eerder al eens zes keer genomineerd, maar kon er geen enkele van verzilveren. De enige die beter doet, met zeven vruchteloze nominaties is … Glenn Close. Dit is dus hun kans, zeker nu tal van andere films worden uitgesteld tot sint-juttemis (of tot er een vaccin is).
Kortom, ongetwijfeld was hun deelname ingegeven door alleen maar nobele bedoelingen. En het is goed mogelijk dat Ron Howard alles zo nadrukkelijk uitlegt omdat hij denkt dat het anders te ingewikkeld wordt voor witte mannen zonder diploma. Maar het maakt ook dat zijn dialogen zo stroef lopen als een roestige riem. Het grootste probleem van de film is echter de pretentie dat dit ene verhaal ons iets zou vertellen over alle andere verhalen. ‘Waar we vandaan komen, maakt ons tot wie we zijn’, klinkt het moraallesje. ‘Maar we kiezen elke dag wie we worden.’
Is dat zo? Was dan niet het hele systeem erop gericht om J.D. Vance alle kansen te ontnemen? Is hij dan niet durfkapitalist geworden net ondanks het gebrek aan kansen? De film maakt geen aannemelijk argument; noch voor de ene noch voor de andere stelling. Het enige argument dat de film overtuigend maakt, zit in de aftiteling, wanneer een slideshow van foto’s aantoont dat Glenn Close en Amy Adams precies waren verkleed zoals de echte mensen waar de film over gaat. Kortom, misschien zit er alsnog een Oscar in voor de costumière en de kapper.
De dialogen lopen zo stroef als een roestige riem