De dribbelende god van de liefde
Filip Joos zwaait zijn favoriete voetballer uit. Diego Maradona verzamelde geen likes maar liefde, en gaf die ook gratis weg. Geen voetballer had zo’n zijdezachte baltoets, geen voetballer was ooit zo één met de bal.
Filip Joos
Youssef heet hij, het jongetje van twaalf dat me gisteren rond drie uur – post meridium, maar nog niet post maradonam – weer eens in het universum van Diego Maradona deed duiken. Hij is een van de kindjes uit het Okan-klasje van mijn vrouw, en zou vanmiddag een spreekbeurt over hem houden. Ik moest zijn lerares bijspijkeren over Diego, ‘maar in eenvoudige zinnetjes, niet te ingewikkeld, Youssef is nog niet zo heel erg lang in België, hij doet het fantastisch, maar hou je een beetje in’.
En maandag in de voetbaltalkshow Extra Time antwoordde Beerschotcoach Hernán Losada zonder een zweem van aarzeling bevestigend op de vraag of hij Maradona boven Messi verkoos – ik had de vraag erin gesluisd, omdat ik wist hoe hij zou antwoorden. Een dik uur later verlieten we de studio, hield ik werktuiglijk de zware studiodeur open, maar was er geen Losada te bespeuren. Ik keerde op mijn stappen terug, en zag hoe hij aan een cameraman vroeg of die een foto wilde nemen, met de grote beeltenis van Maradona die de studio siert.
Zo is er de laatste veertig jaar in elke week van mijn leven wel een stukje Maradona geweest. Op zijn minst een blik op het borstbeeldje dat ik als 21jarige op mijn eerste reis naar Italië kocht, in een steegje in Napels dat de militairen met mitraillette in de aanslag me hadden afgeraden in te slaan. Het – enfin, hij – staat op de plank bij mijn lievelingsboek.
Eruptie van klasse
Ik was twaalf, zoals Youssef nu, toen Maradona in Napels neerstreek. Het jongetje uit de sloppenwijk had in het mondaine Barcelona geen potten gebroken – wel botten: de overtreding van Bilbao-verdediger Goikoetxea was gruwelijk. Maradona overleefde als bij wonder, maar verliet Spanje, voor het oord van verderf dat Napels heette.
Drie dingen, had die stad voortaan, stond op posters overal te lezen, een staaltje citymarketing avant la lettre. De Baai, de Vesuvius en Maradona, in oplopende orde van grootte, in oplopende orde van gevaar ook. Die baai, die lag gewoon al eeuwen mooi te wezen, de Vesuvius, ach, daar hadden ze mee leren leven, af en toe rommelde die eens, maar de vulkaan liet zich goed beklimmen en was perfect om argeloze toeristen wat geld uit de zakken te kloppen als het busje richting de top weer eens in panne viel net daar waar als bij wonder een kraampje met drank en versnaperingen uit de grond verrees, maar Maradona? Die barstte elke twee weken uit, een eruptie van klasse, in een zonovergoten stadion, met tienduizenden verschoppelingen op de tribune, die hem verafgoodden zoals nooit nog een voetballer verafgood zou worden – likes verzamelen, daar zijn ze goed in, de sterren van vandaag, ze verdienen er nog een flinke duit aan ook.
Maradona verzamelde liefde. En gaf die ook weg. Gratis. Aan zijn mensen, die ademloos en tandeloos toekeken hoe hij met zijn linkerbeen, waar nog steeds geen toereikend adjectief voor is uitgevonden, de dingen deed die zijn instinct hem influisterde. Geen voetballer had zo’n zijdezachte baltoets, geen voetballer was ooit zo één met de bal.
Daar ging hij ook aan kapot, aan die versmachtende liefdesbeet van zijn volk, zijn gelijken. Tant pis als die in de cocaïnehandel zaten of ultrakorte rokjes droegen en hem in de val van drugs en bastaardkinderen lokten, ook dat hoorde bij Diego, het joch dat Napels consumeerde en door Napels geconsumeerd werd. Net zo vaak en gretig in de fout ging buiten het veld als er op het veld fouten op hem gemaakt werden. Een levensverhaal van geven en nemen, zoals elke mens dat schrijft, maar bij Maradona was het mateloos, was alles mateloos.
Toppunt van voetbalkunst
Wie anders dan Diego Armando Maradona kon in een tijdsspanne van vier minuten – vier minuten! – de twee meest besproken doelpunten uit de geschiedenis van de wereldbeker voetbal maken? De hand van God en de dribbel van God, tegen Engeland. Minuut 51 en minuut 55: het toppunt van bedrog en het toppunt van voetbalkunst, voortspruitend uit een en hetzelfde gebalde lichaam. Twee doelpunten die vanuit dat verre 1986 ook nog eens het klinische VAR-tijdperk van vandaag schofferen, allebei zouden ze vandaag afgekeurd worden: het ene om voor de hand liggende redenen, het andere omdat er net voor Maradona aan zijn dribbel begon, een Engelsman onderuit werd geschoffeld.
De avond na die wedstrijd volgt een van de mooiste beelden uit zijn leven die ik ooit op pellicule zag: Maradona’s vader die aan een reusachtige barbecue enorme lappen vlees grilt voor zijn zoon en diens ploegmakkers. Toen was geluk nog heel gewoon.
Steeds verder gleed hij af, steeds meer werd hij de risee van mensen die niet beseffen dat kunst soms ook de kunstenaar verteert
In 1990 kwam de haat in zijn ogen, toen de Italianen net voor de finale in Rome het Argentijnse volkslied uitjouwden en partij kozen voor Duitsland – de laatste keer dat ze dat hadden gedaan, was geëindigd met de executie van Mussolini, wiens roepnaam ‘DUX’ nog steeds gebeiteld staat in de mozaïeken van de laan die naar het Stadio Olimpico leidt. Higos de puta, liplas de hele wereld mee, en Diego huilde tranen van woede. Hij verloor, met een elftal schooiers dat hij alleen zover had gekregen volgens het enige mogelijke recept: oerlelijke matchen, opgefleurd door een weergaloze flits. Maar: nooit in zijn carrière viel hij ploegmaats af, nooit verweet hij hun dat ze maar op de planeet aarde geboren waren en die niet ontstegen.
Het WK van 1994 was Maradona’s zwanenzang. Daar, op Amerikaanse bodem, tartte hij de Fifa-bonzen (met wie hij in een open oorlog verzeild was) door het toernooi toch weer te kapen. Opnieuw scoorde hij het mooiste doelpunt van een wereldbeker. Tegen de Grieken joeg hij de bal in de kruising, en spurtte dan naar de camera, waar hij een onmenselijke schreeuw en onmenselijk gelaat de huiskamers in slingerde.
Dat was het einde, de echte Maradona was een god van liefde, niet van haat. Steeds verder gleed hij af, steeds meer werd hij de risee van mensen die niet beseffen dat kunst soms ook de kunstenaar verteert. Maar wie goed keek, zag hem nog steeds, heel diep verscholen, onder lagen van levensmoeheid: de blik van de jongen die een was met de bal.
Als er enige rechtvaardigheid is in deze wereld, krijgt Youssef straks een tien.