‘Onderschat het therapeutische effect niet’
Schrijfster Lize Spit studeerde wetenschappen-talen aan het Kardinaal Van Roey-Instituut in Vorselaar. Toch hield ze meer van de creatieve lessen dan van de algemene vakken. ‘Bij muzikale en plastische opvoeding kon ik ontdekken wat ik fijn vond en mezelf erin verdiepen. Ik herinner me hoe we bij muziek een analyse maakten van Edvard Griegs ‘Peer Gynt’. Voor mij ging er een nieuwe wereld open. Ik was ook erg goed in tekenen. In de eerste les p.o. mochten we de kaft van ons schrift versieren. Dat was puur geluk: een schrift mogen maken dat eruitzag zoals je het zelf wilde. Ik heb dat schrift altijd bewaard, omdat het een idee geeft van wie ik toen was. Een soort expressief dagboek in feite.’
Bij die creatieve vakken draait het volgens Spit vooral om het idee van vrijheid. ‘Binnen de schoolmuren gelden er kortstondig andere parameters. Je komt in andere lokalen waar inspirerende beelden aan de muur hangen. Iedereen is individueel bezig en je krijgt meer gerichte feedback. Je leert er jezelf op andere manieren uitdrukken en je medeleerlingen op een meer persoonlijke manier kennen. Ik zou het therapeutische effect van die lessen niet onderschatten.’
Dat men erover denkt de creatieve vakken in het aso terug te schroeven, verbaast Spit. ‘Ik vond vroeger al dat er te weinig tijd voor was.’
Het schrijfvirus ontdekte Spit al op de lagere school, bij het vak opstellen schrijven. In het zesde middelbaar nam ze deel aan de poëziewedstrijd van de school, met een gedicht dat De weduwe heette. Ze won. ‘Ik herinner me alleen dat het een soort imitatie was van de typografische stijl van Paul van Ostaijen’, lacht Spit. ‘Ik schreef in die periode al geregeld. Zo onderhield ik ook een persoonlijke briefwisseling met een leerkracht omdat ik een luisterend oor zocht. Ik genoot ervan om mijn weg in de taal te zoeken.’
Zelf spreekt Spit geregeld op middelbare scholen tijdens de les Nederlands. ‘Die leerlingen zijn niet het makkelijkste publiek, maar er zijn er altijd voor wie het veel betekent dat er een schrijver in de klas komt. Vaak zijn het de stillere leerlingen die me vragen stellen over Het smelt of over schrijven.’