De prijs van de roem A
nders dan ons dezer dagen gretig wordt ingelepeld, heeft het nieuwe normaal niet zozeer te maken met de anderhalve meter en het mondmasker. Neen, dé trend van dit tijdsgewricht is autopromotie. Niet de folders vol glimmend koetswerk, stoere velgen en hoogtechnologische dashboards die ons in virusvrije jaren naar het Autosalon stuwen, maar wel de schaamteloze publiciteit voor en door zichzelf.
Een tv-maker die zijn laatste worp als magnum opus hashtagt (Harry Mulisch draait zich om in zijn graf) of Connor Rousseau die advertentieruimte op digitale platformen koopt om stemmen te ronselen voor Humo’s poppoll en een vergelijkbare wedstrijd van Het Laatste Nieuws (ooit komt de dag dat hij ontgoocheld verklaart dat verkiezingen niet langer om ideeën draaien maar verworden zijn tot populariteitspolls, moge wie zich dan in zijn blikveld bevindt het op een schuddebuikend lachen zetten), haast niemand kijkt er nog van op. De orang-oetan is al lang niet meer planetair kampioen zichzelf op de borst kloppen.
Maar toch was King Connor de voorbije weken niet de koning van de zelfoppomping: hij werd de loef afgestoken de voetballer met wie hij zijn initialen deelt: Cristiano Ronaldo. De Portugees bracht Kerstmis door in Dubai, bij zijn vriend Hamdan bin Mohammed bin Rashid Al Maktoum, de kroonprins aldaar. Die stelde zijn riante paleis open voor de prijsuitreiking van de Globe Soccer Awards.
Omdat het onmogelijk was om Ronaldo te lauweren voor het voorbije seizoen werd dan maar in allerijl een trofee voor de beste voetballer van de eeuw bekokstoofd. Dat de eenentwintigste eeuw nog tachtig jaar voor de boeg heeft en er in die niet geringe tijdsspanne nog een heleboel steengoede voetballers het levenslicht zullen zien, vormde geen beletsel. Dat er op aarde iemand met de naam Lionel Messi rondloopt ook niet.
Breed glimlachend, ja, zelfs geëmotioneerd, nam Ronaldo de prijs in ontvangst. Een dag eerder had hij met dezelfde tandpastaglimlach een gepersonaliseerde nummerplaat van het Golfstaatje geshowd. Te onzent catalogeert wie daar 1.000 euro voor over heeft zich al tussen de patsers, in Dubai kost zo’n plaat met slechts één cijfer naar verluidt miljoenen euro’s, wat alles exponentieel triester maakt.
Ronaldo, voetballer van de eeuw. Althans, dat is wat de Globe Soccer Awards ons vertellen, een vehikel gecreeerd door Jorge Mendes, manager van ... Cristiano Ronaldo. Doorgestoken kaart dus, Mendes gebruikt die hele Globe Soccer-toestand om zijn clientèle in de bloemetjes te zetten. Daarom werd in 2015 Marc Wilmots gelauwerd als beste coach ter wereld, en aldus op een papieren troon gehesen waar hij met veel kabaal afdonderde zodra de Rode Duivels op het EK in Frankrijk echte tegenstand ontmoetten. Tegen Italië en ocharme Wales fungeerde Wilmots’ Globe Soccer Award niet eens als schaamlapje, het Kampfschwein stond in zijn blootje.
Toenmalig nachtclubeigenaar Mendes (eerder werkte hij in een ijsjesfadoor briek en was hij videotheekhouder) begon zijn imperium in 1996 met de verkoop van Nuno Espirito Santo, een tweederangskeeper van Porto, aan Deportivo La Coruña. Weken aan een stuk reed hij elke dag 600 kilometer op en af, om de voorzitter van de toen nog Spaanse topclub te bewerken. De man die ooit Cornetto’s in dozen stopte, besefte dat mensen inpakken hem veel meer geld zou opleveren. De voorzitter van Depor zwichtte, betaalde omgerekend een miljoen euro, meer om van Mendez verlost te zijn dan omdat hij echt in de kwaliteiten van Nuno geloofde. Welgeteld vijf wedstrijden zou de Portugees in Galicië onder de lat staan.
Mendes is inmiddels de tarantula in het web van het voetbal. Hij heeft zoveel schimmige constructies opgezet dat zelfs topspeurders die zich erin vastbeten er ontmoedigd de brui aan gaven. Drie jaar geleden kocht hij zich zonder verpinken in bij Wolverhampton. Niet in lagelonenland België, een wingewest voor buitenlandse voetbalspeculanten die spelers hier in de etalage zetten om ze dan met winst door te verkopen, neen, in Engeland, het dure walhalla zelve.
Coach daar is Nuno Espirito Santo, de eerste pion die Mendes op zijn schaakbord verschoof. In de kern: negen Portugezen, onder wie Ruben Neves, de middenvelder die de clubs voor het uitkiezen had nadat hij Europees beloftenkampioen was geworden met Portugal. Gevraagd naar het waarom van zijn keuze voor de Wolves, antwoordde Neves, een jongen geboren en getogen in het mooie Porto, dat hij hield van de stad. Wolverhampton is, zelfs naar Midlandsbegrippen, een grauwe, lelijke industriestad.
Zelf won Mendes voor de tiende keer de Globe Soccer Award voor beste zaakwaarnemer – alleen in 2015 triomfeerde hij niet, ging de trofee naar Mino Raiola, ook al zo’n patjepeeër. En wie stond op de uitreiking in Dubai mee op het podium te blinken? Gianni Infantino, voorzitter van de Fifa, die tot vervelens toe belijdt dat hij de macht en het buitensporige geldgewin van de managers wil inperken, met de grove borstel de augiasstal van de kaste wil uitmesten, maar dan wel zonder een greintje zelfrespect acte de présence geeft op het kerstfeestje van snoodaard Mendes.
Gestifute heet zijn bedrijf. Het betekent zoveel als: de voetbalsport beheren, erover heersen, en dat is precies wat hij doet. Mendes en zijn acolieten hebben het voetbal in de tengels van de economie gedreven, de ziel ervan verkocht. Het ergste is dat ze er nog bijzonder bedreven in zijn ook. Het internet en zijn ongebreidelde mogelijkheden helpen ook nog eens een handje: hoe globaler, hoe populairder, hoe meer het geld met bakken uit de hemel valt.
Propaganda is daarbij onontbeerlijk, zelfs in de vorm van schaamteloze autopromotie. De overgrote meerderheid van de planeet is daar toch immuun voor, omdat die, op weliswaar veel kleinere schaal, precies hetzelfde doet.
Omdat het onmogelijk was om Ronaldo te lauweren voor het voorbije seizoen werd dan maar in allerijl een trofee voor de beste voetballer van de eeuw bekokstoofd