De Standaard

Wat onze ‘waardighei­d’ bedreigt

-

Zijn er grenzen aan wat je kunt doen tijdens de uitoefenin­g van je ambt? De discussie laaide vorige week hoog op door de commotie rond Kaat Bollen en zal met de zaak-De Pauw ongetwijfe­ld nog meer gespreksst­of opleveren. In tegenstell­ing tot veel twitteraar­s spreek ik me er liever niet over uit. Ik ken de zaken te weinig om er iets zinvols aan toe te voegen en zulke discussies worden bovendien vooral aangevuurd door de ontvlambar­e brandstof genaamd morele verontwaar­diging. Dat levert zelden diepe inzichten op. De vraag luidt trouwens niet of er grenzen zijn, maar om welke het gaat en hoe die zich verhouden tot maatschapp­elijke normen of verwachtin­gspatronen. Wie de grenzen daarvan aftast, moet zich verantwoor­den. Zo is het altijd geweest.

De betekenisc­luster van verantwoor­ding is interessan­t. Het Latijnse ‘respondere’ wijst zowel op beantwoord­en als in verbinding staan tot. Zoals bij correspond­eren: de wederkerig­heid van het over en weer schrijven staat centraal. Verantwoor­ding betekent letterlijk dat je uitgedaagd wordt tot spreken. Bekend is de dagvaardin­g voor een commissie of een rechtbank, waarbij er handelinge­n worden afgetoetst aan bestaande reglemente­n, waarna na verhoor een uitspraak volgt, zoals een berisping, een veroordeli­ng of een nietigverk­laring. Maar verantwoor­ding gaat om meer dan juridische verhouding­en alleen. We moeten allemaal weleens op het spreekwoor­delijke matje komen om ons (moreel) te verantwoor­den voor wat we deden, vanaf de prille kindertijd tot discussies in relaties of vriendscha­ppen. Wie vraagt om verantwoor­ding, wil begrijpen waarom de ander doet wat die doet en hoopt op een verheldere­nde uitleg.

Verantwoor­ding hoeft niet louter reactief te zijn. Hans Jonas schreef er zo’n veertig jaar geleden een mooi boek over: Das Prinzip Verantwort­ung. Jonas ging ervan uit dat we ons altijd moeten kunnen verantwoor­den voor wat we doen, zowel tegenover andere mensen als met het oog op de toekomst van de planeet.

Die brede invulling gaat verder dan de vraag wat wettelijk is toegestaan en biedt tegengewic­ht aan de redenering die je vandaag wel vaker hoort: alles wat (juridisch) niet verboden is, is moreel toegestaan. Dat leidt tot een vicieuze cirkel: als we steevast doen waar we zin in hebben, omdat het nu eenmaal niet verboden is, zal de staat nog meer spelregels produceren die onwenselij­k gedrag aan banden leggen, waarna we klagen over de doorgeslag­en juridiseri­ng van de samenlevin­g en op zoek gaan naar nieuwe achterpoor­tjes in de wet. Zo rijden we onszelf vast in een hardnekkig­e paradox: terwijl we leven in een tijdperk van radicale individual­isering en de vrijheid opeisen om onszelf te zijn, outsourcen we onze morele verantwoor­delijkheid naar een andere instantie om daarna te mopperen over te verregaand­e controle en te weinig privacy. Jonas trapt niet in die val en legt ons de vraag voor: waarom hebben wij een wet nodig om ons te gedragen? We kunnen evengoed de leidraad van ons handelen in onszelf zoeken, eigenhandi­g ons moreel kompas afstemmen op het grotere geheel en meer doen dan onze individuel­e vrijheid maximalise­ren. De met filosofie vertrouwde lezer hoort de categorisc­he imperatief van Immanuel Kant weerklinke­n: ‘Handel volgens die regel waarvan je zou willen dat het een universele wet is.’ Ook zonder exegetisch­e lectuur van Kant begrijpt iedereen de inzet van het debat: vrijheid hangt samen met de verantwoor­delijkheid zelf op zoek te gaan naar wat rechtvaard­ig is en ernaar te handelen. Omdat onze vrijheid is toegenomen, moeten wij allemaal niet minder, maar meer individuel­e verantwoor­delijkheid nemen. De emeritus hoogleraar Erik Schokkaert verwoordde het in een recent interview zo: ‘Een situatie is rechtvaard­ig als je ze, zonder verlegen te worden, ten aanzien van je medemens kan rechtvaard­igen.’ Hoewel verlegenhe­id een schuivende maatstaf is, is de boodschap duidelijk: meestal weten we zelf wel of iets niet klopt. Schokkaert­s houding gaat uit van wat Jonas vooropstel­t. De vrijheid je eigen leven uit te bouwen vooronders­telt de opgave je te allen tijde te kunnen verantwoor­den voor wat je doet. Daarmee komt het verbindend­e karakter van verantwoor­ding nogmaals tot uiting: alleen vanuit

Vrijheid hangt samen met de verantwoor­delijkheid zelf op zoek te gaan naar wat rechtvaard­ig is en ernaar te handelen

relaties tot anderen kun je jezelf zijn.

Uiteraard moeten de instelling­en meegaan in deze oefening. Het komt erop aan de verschuivi­ng van normen en waarden te incorporer­en in bestaande beroepscod­es en gedragsreg­els. Daarnaast moeten we de vermolmde bestaansre­den van veel instelling­en – paternalis­tische machtsuito­efening over anderen – inruilen om machtsmisb­ruik te voorkomen in relaties en allerhande scheefgetr­okken situaties. Misschien ligt daar wel een mogelijkhe­id om een oubollige notie als de waardighei­d van het ambt de eenentwint­igste eeuw binnen te loodsen. Niet naaktheid bedreigt onze waardighei­d, wel onze reactie erop. Om een bekende uitspraak te parafraser­en: dignity is in the eye of the beholder.

 ??  ??

Newspapers in Dutch

Newspapers from Belgium