Vooruit, het zoveelste bewijs dat partijen te veel geld krijgen
Met de geheime dading over het gebruik van de naam Vooruit wordt nog eens aangestipt dat de politieke partijen goed in de slappe was zitten. Toch ligt het onderwerp heel gevoelig.
Geen transparantie, maar het beeld van een socialistische partij die de taal van het geld laat spreken voor wat niet meer dan een marketingoperatie is, en daarbij een kunstencentrum een nieuwe naam doet kiezen. De geheime afspraken tussen Vooruit –de politieke partij– en de Vooruit – het kunstencentrum – kunnen de partij beschadigen, zeker in Gent.
Toch is er weinig mis met de operatie, denkt politicoloog Bart Maddens (KU Leuven). De politieke partijen hebben de vrijheid om de subsidies die ze krijgen naar eigen goeddunken in te zetten, zolang ze maar passen in de doelstellingen van hun vzw’s.
‘Voor de partij Vooruit is dit een interessante koop’, zegt Maddens. ‘Ze kan voor relatief weinig geld de discussie over haar merknaam beslechten. Dit is voor hen een beperkte uitgave met een groot rendement. Een rechtszaak zou ook heel duur zijn, met nog wat negatieve beeldvorming bovenop.’
De dading roept wel opnieuw de fundamentele vraag op of de partijen wel zoveel geld moeten krijgen, zodat ze dit soort dadingen kunnen afsluiten. Na de commotie, enkele maanden geleden, over de 50.000 euro die het intussen erg omstreden Vlaams Parlementslid Sihame El Kaouakibi van Open VLD kreeg om zich te lanceren in de politiek, is het opnieuw erg stil geworden rond de partijfinanciering. Dat is een vast patroon geworden.
Agusta-affaire
De partijen, die samen een oorlogskas van meer dan 70 miljoen euro hebben, beseffen dat ze zeer ruim vergoed worden. Vlaams Belang plaatst voor honderdduizenden euro’s advertenties op sociale media, de N-VA koopt er een kantoorgebouw mee dat ze vervolgens verhuurt.
Maar het mes zetten in de subsidies ligt erg gevoelig. Veel politieke formaties hebben de voorbije jaren veel kiezers verloren en daarmee ook hun financiering zien dalen.
Aan Franstalige kant, waar de partijen minder kiezers hebben, ligt het nog gevoeliger.
In het federale regeerakkoord staat wel in een zinnetje dat de hervorming van het systeem van partijfinanciering ‘verdergezet’ zal worden, met een grotere transparantie en meer controle op de inkomsten en uitgaven. Daarmee is niets gezegd over de hoogte van de financiering, die ooit in het leven geroepen is om excessen als de Agusta-affaire uit de jaren 90 te voorkomen. Elk debat dat daarover ontstaat, eindigt in een strovuur.
Voor Maddens komt daar in het geval van Vooruit nog een andere discussie bij. ‘De partij Vooruit zet na de interne hervorming systematisch parlementaire medewerkers in voor haar werking. Dat is ethisch problematisch. Die mensen worden betaald met geld van het parlement. Het zijn dus medewerkers van de fractie, niet van de partij.’
Alleen top kent bedrag Maddens stelt voor om de financiering van de medewerkers en van de parlementaire fracties te scheiden van de partij, zoals in andere landen gebeurt. ‘Dat is een simpele maatregel om de rechtstreekse subsidies te verminderen en de particratie tegen te gaan’, zegt hij. ‘De fracties zouden meer tegengewicht kunnen bieden. Nu worden ze rechtstreeks door de partij aangestuurd, een ongelukkige evolutie.’
De partij Vooruit blijft intussen muisstil over wat er exact is afgesproken met het cultureel centrum. De geheime dading is slechts bij enkele mensen van de partijtop bekend en dat willen ze zo houden. De partij ziet de kwestie als een probleem van de Vooruit.
‘Niet wij, maar het kunstencentrum heeft een probleem van onze naamsverandering gemaakt’, zegt het Gentse Kamerlid Joris Vandenbroucke. ‘Wat ons betreft, hadden we perfect naast elkaar kunnen bestaan. Vooruit drukt wel perfect uit waar wij voor staan.’
Onder meer de rector van de UGent, Rik Van den Walle, blijft intussen op sociale media druk uitoefenen om de naam Vooruit gewoon te veranderen in ‘de Vooruit’, de naam waaronder alle Gentenaars het kunstencentrum kennen, en niet in alternatieven als Pallas of Volxus, waar weinig animo voor bestaat.
Het mes zetten in de subsidies ligt erg gevoelig. Veel partijen hebben de voorbije jaren kiezers verloren en zo hun financiering zien dalen
VRIJHEID & DEMOCRATIE Vrijheid is het meest misbruikte begrip van de laatste maanden, stelt Peter Mangelschots vast.
Het was de Classics 1000 op Radio 1 en Aretha Franklin schreeuwde het uit: ‘Freedom. Freedom. Freedom!’ Er is niemand in de buurt, ik kan het me veroorloven om luidkeels mee te zingen. Een uur later galmt Aretha nog altijd in mijn hoofd. Dat is wat een catchy lied doet: het kruipt tussen je oren, blijft daar in het rond stuiteren en zichzelf herhalen. Maar waar gaat het ook alweer over? Juist: vrijheid dus, het meest misbruikte begrip van de laatste maanden, een begrip dat de nieuwe heilige graal geworden is en dat iedereen meent te moeten claimen. Plotseling is het uit met de pret. Aretha zwijgt en ik huiver als ik eraan denk hoever sommigen bereid te zijn te gaan voor die graal.
Vorig weekend zei MR-voorzitter Georges-Louis Bouchez in deze krant dat de vrijheid wat hem betreft op nummer één staat (DS 10 april). Niet gezondheid. Niet veiligheid. Zelfs niet het redden van de planeet. Ja, zo zei hij het echt. Maar wel: vrijheid. Er zijn dit jaar aan deze zijde van de oceaan nog niet veel politici geweest die op een radicalere uitspraak te betrappen vielen dan Bouchez. Daarmee zet de liberaal de deur open voor een ver doorgedreven egoïsme. Dat hoeft allicht niet te verwonderen, want zijn ideologie is logischerwijze gestoeld op een liberale opvatting van vrijheid.
Eigen rechten opeisen
‘Liberté, égalité, fraternité’, riepen de Franse revolutionairen in 1789. Die slogan hadden ze beter omgedraaid. Fraternité staat ver boven liberté. Fraternité gaat om solidariteit. Als ik oprecht bekommerd ben om jouw welzijn, dan wil ik daar in mijn vrijheidsdrang terdege rekening mee houden. Jij en ik werken samen, leven samen, dat is democratie.
Vrijheid en democratie, die combo onderzocht Annelien De Dijn in haar recente boek Vrijheid, een woelige geschiedenis. Kort door de bocht is de conclusie dat er in de huidige notie van vrijheid nog weinig over is van de idealen van de Franse Revolutie. De wegen splitsten zich, er kwam tweespalt tussen enerzijds vrijheid als democratisch en breed gedragen zelfbestuur en anderzijds vrijheid als een egocentrische verdediging van de eigen privileges. Die laatste idee van vrijheid werd verdedigd door de liberalen, die zich in de loop van de negentiende eeuw verenigden. Sindsdien is de slinger doorgeslagen. Elk dwepen met de verlichtingsidealen ten spijt is het huidige individualistische begrip van vrijheid juist antidemocratisch. Het gaat ervan uit dat de eigen persoonlijke vrijheid moet worden veiliggesteld. Ten koste van wat dan ook. Van de gezondheid, van de veiligheid, van het leefmilieu. Dat is wat we de laatste maanden zien: mensen claimen vrijheid, ‘hun’ vrijheid.
Het kan anders. Het sleutelwoord is solidariteit. Dat valt in een eenvoudig beeld uit te drukken. Wie solidair is, streeft er niet naar zoveel te hebben als zijn naaste die meer heeft. Wie solidair is, streeft ernaar dat zijn naaste die minder heeft, evenveel krijgt als hijzelf. Niet met de ellebogen werken, wel met uitgestoken handen. Je kunt dat toepassen op materiële eigen
Er zijn dit jaar aan deze zijde van de oceaan nog niet veel politici geweest die op een radicalere uitspraak te betrappen vielen dan GeorgesLouis Bouchez
dom: evenveel willen bezitten als je buur leidt tot een egocentrische maatschappij waarin onvermijdelijk de rijken rijker worden en de armen armer. Zei daar iemand neoliberalisme?
Met vrijheid is het net zo. In een samenleving waar iedereen angstvallig zijn eigen rechten opeist ten koste van de maatschappij, is echte vrijheid niet mogelijk. Wie streeft naar alsmaar meer, is niet vrij, maar zit gevangen in het web van zijn eigen hebzucht. Als ik lees dat Voka-voorzitter Wouter De Geest vindt dat we tien jaar lang minstens 2 procent economische groei nodig hebben, denk ik: hoe onvrij ben je als zo’n doel een must wordt?
Een sterke overheid
Echte vrijheid vloeit voort uit solidariteit, liberté is niets waard zonder fraternité. Alleen dan is het leefbaar voor iedereen. Het is goed dat een overheid daarop aanstuurt door het opleggen van spelregels. Een sterke overheid is niet in tegenspraak met vrijheid, betoogt ook De Dijn, het is een valse keuze. Je kunt het ook omkeren: als we ons constant moeten beschermen en verdedigen tegen de absolute vrijheidsdrang van de anderen, zijn we niet vrij. We maken dat nu mee op het vlak van gezondheid, maar het is al vaak gezegd: dat is nog niets vergeleken bij de klimaatcrisis die op ons afkomt. Dan zal een sterke overheid, die gemeenschapszin toont, meer dan nodig zijn. Met politici als Bouchez lopen we als lemmingen de afgrond in. Die overheid moeten we weliswaar – laat ik het om alle misverstanden te vermijden duidelijk zeggen – van dichtbij op de vingers kijken.
De titel van Aretha Franklins meezinger is trouwens Think. Misschien moeten we dat met z’n allen maar eens doen, wat meer nadenken in plaats van eisen te stellen. Wat zingt ze nog meer? ‘Without each other there ain’t nothing people can do.’ Juist! Ik word opnieuw blijgezind. De buren mogen het ook weten.