Als een stad haar braakliggende bouwgrond verkoopt
De stad Gent verkoopt 28 hectare kmo- en bouwgronden, die vandaag nog open ruimte zijn. Maar blijven ze dat ook na de verkoop? ‘Zo dragen overheden zelf bij tot de verharding van Vlaanderen.’
De kleine man met zijn lapje bouwgrond zal het verschil niet maken, is de conclusie van een rapport van de Hogeschool Gent over het potentieel van de bouwshift (DS 19 april). Het Vlaamse beleid zou zich beter focussen op grote terreinen, onder meer in haven- en industriezones, als het de bedoeling is de open ruimte te vrijwaren. ‘We moeten kijken naar de grote eigenaars, die aangesloten gebieden bezitten: families, gemeentes, OCMW’s, ontwikkelaars en huisvestingsmaatschappijen’, zegt projectcoördinator Peter Lacoere.
Een voorbeeld van zo’n grote eigenaar is het OCMW van Gent, een van de grootste grondbezitters van de provincie Oost-Vlaanderen, met alles samen zo’n 1.800 hectare in zijn bezit. Dat is vooral landbouwgrond, maar er zijn ook tientallen percelen kmo- en bouwgrond, hoeves en andere gebouwen bij. De komende vijf jaar wil de stad daarvan 140 hectare verkopen. Dat moet 40 miljoen euro opleveren voor sociale doeleinden, zoals de bouw van sociale woningen.
De gronden die het eerst onder de hamer zullen gaan, zijn 28 hectare aan kmo- en bouwgronden, goed voor 27,5 miljoen euro. Die liggen allemaal buiten het Gentse grondgebied, tot in West-Vlaanderen toe, en zijn op dit moment nog niet ontwikkeld. Het gaat dus om braakliggende, open terreinen, onder andere om 5,4 hectare kmo-grond aan de Walderdonk in Wachtebeke, net buiten de Gentse haven. ‘Het OCMW heeft er geen baat bij om op die afgelegen locaties activiteiten op te zetten’, klinkt het bij bevoegd schepen Sami Souguir (Open VLD).
Kmo-zones
De kans is groot dat de verkoop van de gronden daar verandering in zal brengen. De Hongerige Stad, een coalitie van burgers, wetenschappers en middenveldorganisaties, vindt dat Gent daarmee zijn waardevolle gronden te grabbel gooit en vreest dat dit zal leiden ‘tot de verharding van gronden die vandaag nog groen zijn’. ‘Zolang die grond eigendom is van de stad, zal hij onontwikkeld blijven’, zegt woordvoerder Hans Vandermaelen. ‘Door de verkoop zal hij terechtkomen bij spelers die de bestemming als kmo-zone zullen willen realiseren – en het gebied dus zullen bebouwen. Dat is tenslotte waarvoor ze betaald hebben.’
Dat zou vermeden kunnen worden door de bestemming van de gronden te wijzigen. De kans dat dat gebeurt, is klein. Ze zijn voorlopig dan nog wel eigendom van de stad, maar geen enkele ervan ligt op het Gentse grondgebied. De stad heeft daardoor, zegt Souguir, ‘geen inspraak in hoe andere gemeenten die gebieden inkleuren. Wij zijn slechts bevoegd voor de ruimtelijke ordening binnen onze eigen grenzen.’
Hans Vandermaelen
Dat de buurgemeenten tot een bestemmingswijziging zouden overgaan, zegt Vandermaelen, is ‘totaal onwaarschijnlijk’. ‘Niet alleen kost zo’n proces op zich zeer veel geld, het zou ook betekenen dat dat lokale bestuur de planschade aan zijn been heeft: het zou de eigenaars moeten vergoeden voor het waardeverlies van hun grond. Kortom: die kleinere lokale besturen zouden twee keer moeten betalen om het beleid van de stad Gent terug te draaien.’
‘Dat een stad gronden verkoopt met het oog op winstmaximalisatie, zonder zich iets aan te trekken van wat er vervolgens mee gebeurt, draagt niet bepaald bij tot een duurzame ruimtelijke ontwikkeling’, zegt Vandermaelen. ‘Wij vinden dat de stad ook buiten haar grenzen verantwoordelijk is voor wat er met haar (voormalige) gronden gebeurt.’
Eerste stap
Het Gentse voorbeeld, zegt Peter Lacoere, illustreert dat de stolp die de bouwshift op woonuitbreidingsgebieden zet een eerste stap is, maar niet volstaat. ‘De regering moet ook nadenken over wat er met grote terreinen als kmo-gronden moet gebeuren. Het wordt onderschat hoeveel er daarvan eigendom zijn van (lokale) overheden, die voor eigen deur zouden kunnen vegen. Het is jammer als zij uit louter financiële logica hun gronden verkopen. Zo dragen ze zelf bij tot de verharding van Vlaanderen.’
Het idee ontstond bij docenten die opleidingen en bijscholingen geven over onlinehulp. ‘Al jaren merken we dat hulpverleners wel aan de slag willen gaan met onlinetools, maar ze geven toe dat ze niet de energie en de competentie hebben om de goede te selecteren’, zegt Philippe Bocklandt, docent aan de Arteveldehogeschool. ‘Op een bepaald moment kregen we daar zoveel vragen over dat we met een ander plan moesten komen.’
Publieksvriendelijk
Er werd bewust gekozen om de site zo publieksvriendelijk mogelijk te maken. ‘Onlinehulp heeft als groot voordeel dat de gebruiker veel meer de regie in handen krijgt’, zegt Bocklandt. ‘Sommige tools dienen als pure zelfhulp. Andere functioneren beter binnen de relatie tussen cliënt en hulpverlener. Neem een onlinedagboek: dat is vooral zinvol als een hulpverlener er bij een volgend gesprek op kan inspelen.’
Er zijn ook tools voor specifieke doelgroepen bij: een app als Hayday is ontwikkeld door de jeugdhulp en helpt jongeren om zelfstandig te leren wonen. Gebruikers kunnen commentaar geven op de site, maar geen sterren of punten.
‘Dat een stad gronden verkoopt met het oog op winstmaximalisatie, draagt niet bepaald bij tot een duurzame ruimtelijke ontwikkeling’
Woordvoerder Hongerige Stad