De besten staan niet altijd aan de start
Het lijkt de wereld op zijn kop: judoka Sami Chouchi, nummer 16 op de wereldranglijst, kan de Spelen vergeten terwijl marathonlopers Dieter Kersten en Mieke Gorissen, nummer 390 en 246, hun koffers mogen pakken. Hoe dat kan?
Sami Chouchi is een topjudoka in de -81 kilogram. Hij klopte dit seizoen nummer één, twee en drie van de wereld, onder wie olympische medaillewinnaars. Hij staat nummer zestien van de wereld. Toch mag hij niet naar Tokio, ook al is hij in een goede dag medaillewaardig, zelfs al mag er veel meer dan zestien man in zijn gewichtscategorie naar de Spelen.
Dieter Kersten en Mieke Gorissen deden het afgelopen zondag meer dan prima op de marathon in Enschede en hebben hun olympisch ticket. Kersten (2u10.22) en Gorissen ( 2u28.31) staan met hun chrono, als ze straks worden toegevoegd aan de lijst die geldig is voor de olympische kwalificatieperiode, rond plaats 390 en 246.
Zelfs in een steengoede dag zijn ze niet medaillewaardig. We bedoelen niet: ze horen niet thuis in Tokio. We stellen enkel vast: Team Belgium mag met Chouchi een potentiële medailleoutsider niet meenemen.
Dát is de keerzijde van de medaille, een kwalijk neveneffect van de nobele gedachte waarop de Spelen zijn gebaseerd: elk land/ continent moet zo veel mogelijk vertegenwoordigd zijn, de Spelen moeten zo universeel mogelijk zijn. Zo verzoop Eric Moussambani, zwemmer uit Equatoriaal-Guinea, in Sydney 2000 haast op de 100m vrije slag, en zei hij nadien dat hij voor het eerst in een 50-meterbad had gezwommen. Er waren honderden betere zwemmers dan hij die moesten thuisblijven, maar slechts een beperkt aantal tickets per land/continent is voorbehouden. In het geval van Chouchi en judo: slechts één ticket per gewichtscategorie per land. Met kersvers Europees kampioen en nummer één van de wereld Matthias Casse telt België twee topjudoka’s in één categorie.
Idem dito voor roeiers Tim Brys en Niels Van Zandweghe, die nu wel naar Tokio mogen, maar in Rio 2016 lijdzaam moesten toezien. Ook al kwamen roeiers uit andere landen nog niet aan hun hielen. Maar België mocht slechts één boot – niet één boot per boottype maar gewoon, één boot – afvaardigen.
Knalprestatie
Het nadeel voor Chouchi heeft dus ook zijn voordelen voor de Belgische marathonlopers. Als alleen de besten in de marathon mochten meedoen, zou het gros van het olympische deelnemersveld uit Ethiopiërs en Kenianen bestaan. Nu geldt: slechts drie deelnemers per land, wereldtopmarathonland of niet. Op die ‘uitgezuiverde’ olympische ranglijst hebben Gorissen en Kersten wel hun plaats. Nogmaals, daar kunnen zij niets aan doen, en ze hebben nog altijd de internationale kwalificatietijd moeten lopen – sowieso een knalprestatie.
Aan het aantal marathonlopers (of aantal judoka’s of boten) per land kan niet worden getornd – dat is internationaal vastgelegd door de internationale sportfederaties – maar een land kan wel afzonderlijk beslissen dat hun olympiërs beter moeten doen dan de internationale kwalificatienorm.
Dat was ook lang zo voor Team Belgium: het Belgisch Olympisch Comité (BOIC) oordeelde van Moskou 1980 tot en met Peking 2008 dat elke Belg die naar de Spelen ging, minstens een topzestienplaats in de wereld in hun sport waard zou moeten zijn.
Tot de tennissers Steve Darcis en Olivier Rochus als eersten naar
de rechtbank trokken: voor de internationale tennisfederatie mochten ze wél naar Peking 2008, voor het BOIC niet. Ze kregen gelijk, ze stonden in Peking. Sinds Londen 2012 volgt het BOIC de internationale norm – zoals de meeste landen overigens. De Spelen zijn de hoogmis van de sport. Maar niet altijd staan de besten aan de start.