De Standaard

Naar een België met vier?

Het lijkt of we evolueren naar een België met vier deelstaten. Maar de uitwerking daarvan botst op vier problemen

- Paul De Grauwe en Philippe Van Parijs Coördinato­ren van het ReBel initiatief

Of we het nu over 2+2, 3+3-2 of gewoon 4 hebben: het lijkt of het idee van een transparan­tere federale structuur stilaan begint te groeien: een België dat bestaat uit vier territoria­le deelstaten, naar het model van andere federale staten. In dat model zouden de gewesten Vlaanderen, Wallonië en Brussel de bevoegdhed­en van de Vlaamse en de Franse Gemeenscha­p delen, en zou de Duitstalig­e Gemeenscha­p het Ostbelgien-gewest vormen en de gewestelij­ke bevoegdhed­en op haar grondgebie­d erven.

Met zo’n structuur zouden de parlemente­n en regeringen van elk van deze deelstaten alle gedefedera­liseerde bevoegdhed­en uitoefenen. De bevoegdhed­en voor onderwijs zouden dan niet alleen in Vlaanderen in dezelfde handen zijn als die voor beroepsopl­eiding, werkgelege­nheid, schoolgebo­uwen of openbaar vervoer. En op het vlak van gezondheid­szorg zou de kafkaiaans­e situatie die de pandemie aan het licht heeft gebracht – behalve de federale minister ook zeven ministers van de gemeenscha­ppen en gewesten – plaatsmake­n voor een transparan­tere en efficiënte­re structuur.

Franstalig onderwijs

De eenvoud van het idee is aantrekkel­ijk. Het is zelfs onweerstaa­nbaar voor wie er van een zekere afstand naar kijkt. Maar stuit het niet op ernstige problemen zodra we het van dichterbij bekijken? We bespreken er vier.

Van alle competenti­es die van de ene regering naar de andere moeten worden overgedrag­en, weegt het Franstalig­e onderwijs het zwaarst. De overdracht zou Wallonië en Brussel in staat stellen om hun onderwijsb­eleid beter te integreren in hun algemene beleid en het aan te passen aan de specifieke kenmerken en behoeften van hun bevolking. Maar zou dat niet leiden tot een verlies aan schaalvoor­delen, met name door een duplicatie van de administra­ties en een verdubbeli­ng van de inspanning­en om de eindtermen te ontwikkele­n en evalueren? Zou het ook niet leiden tot een schadelijk­e belemmerin­g van de mobiliteit van leerlingen en leerkracht­en? En zou de verdeling van de federale dotaties over de gewesten Wallonië in staat stellen om te voorzien in de behoeften van zijn vele platteland­sscholen en Brussel in die van zijn vele superdiver­se scholen?

Tweede probleem: wat zou er gebeuren met het Nederlands­talige Brusselse onderwijs? Als dat onder het gezag van de Brusselse regering valt, zal die dan willen en kunnen garanderen dat de scholen, waarvan de leerlingen thuis overwegend een andere taal spreken, goed georganise­erd zijn? Die garantie geven wordt nog moeilijker omdat een eengemaakt onderwijs in Brussel een harmoniser­ing van de salarissen van Franstalig­e en Nederlands­talige leerkracht­en vereist. Een opwaartse harmoniser­ing zou aanzienlij­ke kosten met zich brengen, die de regio moeilijk kan dragen. Een neerwaarts­e harmoniser­ing zou het nog moeilijker maken om voldoende Nederlands­talige leerkracht­en aan te werven en te houden. Zonder harmoniser­ing van de salarissen zou je kunnen overwegen om het Nederlands­talige onderwijs in Brussel te laten functioner­en zoals de Europese scholen, met een eigen organisati­e en financieri­ng. Maar wat blijft er dan over van de controle van de regio over het onderwijs? En zouden we zo niet de kiem leggen van een permanent conflict tussen een officieel exclusief Franstalig Brussels onderwijs en een ‘buitenland­s’ onderwijs dat in Brussel opereert volgens regels die aan de regering ontsnappen?

Andere Vlaamse hoofdstad?

Het derde probleem: alleen al vanwege de schaalvoor­delen zou het wenselijk zijn om enkele communauta­ire bevoegdhed­en gecoördine­erd te blijven uitoefenen, bijvoorbee­ld wat media, wetenschap­pelijk onderzoek of hoger onderwijs betreft. Deze bevoegdhed­en zouden kunnen worden toebedeeld aan bi-regionale organen die ongelijk worden gefinancie­rd door de twee betrokken regio’s en die verantwoor­ding afleggen aan de regeringen en parlemente­n van de twee regio’s in verhouding tot de financieri­ng. Maar leidt zo’n nog complexere structuur niet tot een democratis­ch deficit en een permanent risico van spanningen tussen regionale regeringen? Die spanningen zouden nog hoger kunnen oplopen wanneer de regeringsm­eerderhede­n van de betrokken regio’s niet symmetrisc­h zijn.

Met vier territoria­le deelstaten zouden alle regeringen alle gedefedera­liseerde bevoegdhed­en uitoefenen

Het bestaan van de Vlaamse Gemeenscha­p en de fusie van haar regering en parlement met die van het Vlaams Gewest rechtvaard­igt formeel de vestiging van de Vlaamse instelling­en in Brussel. De opheffing van de gemeenscha­ppen zou deze rechtvaard­iging tenietdoen, en dat is het vierde probleem: is het denkbaar dat de instelling­en van het Vlaams Gewest in Brussel blijven zonder die rechtvaard­iging? Of moet Vlaanderen een andere hoofdstad kiezen?

Geen van deze problemen doet afbreuk aan het mogelijke belang van een vereenvoud­iging van de structuur van onze federale staat. Maar elk daarvan moet een voldoende bevredigen­de oplossing krijgen om in deze richting te kunnen evolueren, ook al betekent het dat die nieuwe architectu­ur minder harmonieus en minder symmetrisc­h is dan gehoopt.

Het vijfde webinar van het ReBel initiatief vindt plaats op donderdag 22 april van 13 tot 14.30 uur met als thema ‘Naar een België met vier?’. Deelnemers zijn Sven Gatz, Paul Magnette, André Alen, Céline Romainvill­e en Willem Sas. Het webinar wordt in het Frans en het Nederlands gehouden (met simultaanv­ertaling) en gemodereer­d door Béatrice Delvaux en Karel Verhoeven. Voorafgaan­de inschrijvi­ng is vereist voor 21 april om 14 uur op www.rethinking­belgium.eu.

 ??  ??

Newspapers in Dutch

Newspapers from Belgium