Naar een België met vier?
Het lijkt of we evolueren naar een België met vier deelstaten. Maar de uitwerking daarvan botst op vier problemen
Of we het nu over 2+2, 3+3-2 of gewoon 4 hebben: het lijkt of het idee van een transparantere federale structuur stilaan begint te groeien: een België dat bestaat uit vier territoriale deelstaten, naar het model van andere federale staten. In dat model zouden de gewesten Vlaanderen, Wallonië en Brussel de bevoegdheden van de Vlaamse en de Franse Gemeenschap delen, en zou de Duitstalige Gemeenschap het Ostbelgien-gewest vormen en de gewestelijke bevoegdheden op haar grondgebied erven.
Met zo’n structuur zouden de parlementen en regeringen van elk van deze deelstaten alle gedefederaliseerde bevoegdheden uitoefenen. De bevoegdheden voor onderwijs zouden dan niet alleen in Vlaanderen in dezelfde handen zijn als die voor beroepsopleiding, werkgelegenheid, schoolgebouwen of openbaar vervoer. En op het vlak van gezondheidszorg zou de kafkaiaanse situatie die de pandemie aan het licht heeft gebracht – behalve de federale minister ook zeven ministers van de gemeenschappen en gewesten – plaatsmaken voor een transparantere en efficiëntere structuur.
Franstalig onderwijs
De eenvoud van het idee is aantrekkelijk. Het is zelfs onweerstaanbaar voor wie er van een zekere afstand naar kijkt. Maar stuit het niet op ernstige problemen zodra we het van dichterbij bekijken? We bespreken er vier.
Van alle competenties die van de ene regering naar de andere moeten worden overgedragen, weegt het Franstalige onderwijs het zwaarst. De overdracht zou Wallonië en Brussel in staat stellen om hun onderwijsbeleid beter te integreren in hun algemene beleid en het aan te passen aan de specifieke kenmerken en behoeften van hun bevolking. Maar zou dat niet leiden tot een verlies aan schaalvoordelen, met name door een duplicatie van de administraties en een verdubbeling van de inspanningen om de eindtermen te ontwikkelen en evalueren? Zou het ook niet leiden tot een schadelijke belemmering van de mobiliteit van leerlingen en leerkrachten? En zou de verdeling van de federale dotaties over de gewesten Wallonië in staat stellen om te voorzien in de behoeften van zijn vele plattelandsscholen en Brussel in die van zijn vele superdiverse scholen?
Tweede probleem: wat zou er gebeuren met het Nederlandstalige Brusselse onderwijs? Als dat onder het gezag van de Brusselse regering valt, zal die dan willen en kunnen garanderen dat de scholen, waarvan de leerlingen thuis overwegend een andere taal spreken, goed georganiseerd zijn? Die garantie geven wordt nog moeilijker omdat een eengemaakt onderwijs in Brussel een harmonisering van de salarissen van Franstalige en Nederlandstalige leerkrachten vereist. Een opwaartse harmonisering zou aanzienlijke kosten met zich brengen, die de regio moeilijk kan dragen. Een neerwaartse harmonisering zou het nog moeilijker maken om voldoende Nederlandstalige leerkrachten aan te werven en te houden. Zonder harmonisering van de salarissen zou je kunnen overwegen om het Nederlandstalige onderwijs in Brussel te laten functioneren zoals de Europese scholen, met een eigen organisatie en financiering. Maar wat blijft er dan over van de controle van de regio over het onderwijs? En zouden we zo niet de kiem leggen van een permanent conflict tussen een officieel exclusief Franstalig Brussels onderwijs en een ‘buitenlands’ onderwijs dat in Brussel opereert volgens regels die aan de regering ontsnappen?
Andere Vlaamse hoofdstad?
Het derde probleem: alleen al vanwege de schaalvoordelen zou het wenselijk zijn om enkele communautaire bevoegdheden gecoördineerd te blijven uitoefenen, bijvoorbeeld wat media, wetenschappelijk onderzoek of hoger onderwijs betreft. Deze bevoegdheden zouden kunnen worden toebedeeld aan bi-regionale organen die ongelijk worden gefinancierd door de twee betrokken regio’s en die verantwoording afleggen aan de regeringen en parlementen van de twee regio’s in verhouding tot de financiering. Maar leidt zo’n nog complexere structuur niet tot een democratisch deficit en een permanent risico van spanningen tussen regionale regeringen? Die spanningen zouden nog hoger kunnen oplopen wanneer de regeringsmeerderheden van de betrokken regio’s niet symmetrisch zijn.
Met vier territoriale deelstaten zouden alle regeringen alle gedefederaliseerde bevoegdheden uitoefenen
Het bestaan van de Vlaamse Gemeenschap en de fusie van haar regering en parlement met die van het Vlaams Gewest rechtvaardigt formeel de vestiging van de Vlaamse instellingen in Brussel. De opheffing van de gemeenschappen zou deze rechtvaardiging tenietdoen, en dat is het vierde probleem: is het denkbaar dat de instellingen van het Vlaams Gewest in Brussel blijven zonder die rechtvaardiging? Of moet Vlaanderen een andere hoofdstad kiezen?
Geen van deze problemen doet afbreuk aan het mogelijke belang van een vereenvoudiging van de structuur van onze federale staat. Maar elk daarvan moet een voldoende bevredigende oplossing krijgen om in deze richting te kunnen evolueren, ook al betekent het dat die nieuwe architectuur minder harmonieus en minder symmetrisch is dan gehoopt.
Het vijfde webinar van het ReBel initiatief vindt plaats op donderdag 22 april van 13 tot 14.30 uur met als thema ‘Naar een België met vier?’. Deelnemers zijn Sven Gatz, Paul Magnette, André Alen, Céline Romainville en Willem Sas. Het webinar wordt in het Frans en het Nederlands gehouden (met simultaanvertaling) en gemodereerd door Béatrice Delvaux en Karel Verhoeven. Voorafgaande inschrijving is vereist voor 21 april om 14 uur op www.rethinkingbelgium.eu.