De presidentskandidaat die niet kon liegen
Ronald Reagan verpletterde hem genadeloos in de presidentsverkiezingen van 1984. Toch was de Democraat Walter Mondale geen loser: onder Jimmy Carter vond hij het moderne vicepresidentschap uit.
Welgeteld één staat haalde Democratisch presidentskandidaat Walter Mondale binnen bij de verkiezingen van 1984: zijn eigen Minnesota, waarvoor hij twaalf jaar senator was geweest. De andere 49 gingen naar zittend president Ronald Reagan, het was de grootste afstraffing in de politieke geschiedenis van de Verenigde Staten. Reagan was nochtans zeker niet ongenaakbaar aan de race begonnen. In ’83-’84 was de Republikein nog niet de man die ‘het communisme had verslagen’.
Mondales verpletterende nederlaag had twee redenen. Ten eerste was hij van 1977 tot 1980 de trouwe vicepresident geweest van Jimmy Carter. De slechte herinnering aan die crisisjaren straalde nog op hem af. Bovendien stonden sterke tegenkandidaten op in zijn partij, zoals Gary Hart. De populariteit van die charismatische uitdagers maakte van Mondale een kandidaat van het establishment, een dossiervreter die weinig enthousiasme wekte bij jongeren.
Ten tweede was de integere maar weinig mediagenieke Mondale veel te eerlijk. Terwijl Reagan met zijn hollywoodglimlach aan de Amerikanen een ‘Nieuwe ochtend in Amerika’ beloofde, zei Mondale waar het op stond: ‘Door de zware belastingverlagingen van de jongste jaren is de staatskas leeg en zal er zwaar bespaard moeten worden’. Die pessimistische boodschap hoorden de Amerikanen niet graag.
Niet gemaakt voor tv
Ook in debatten maakte Mondale geen goede indruk: hij was meer beleidsman dan verkoper. ‘Tv en ik, dat ging niet zo goed samen’, zei hij zelf. ‘En Reagan was ervoor geboren.’ Daarom wordt de nochtans erg bekwame Democraat vandaag herinnerd als een historische loser.
Jammer dus dat ‘Fritz’, zoals vrienden hem noemden, zijn in memoriams niet meer kan lezen. Daarin eren veel commentatoren hem als de uitvinder van het moderne vicepresidentschap.
Domineeszoon Mondale, opgegroeid op het platteland van Minnesota als telg van zeer gestrenge Noorse immigranten, koesterde ook ‘Scandinavische’ sociale waarden als solidariteit en rechtvaardigheid. Als senator schreef hij mee aan de burgerrechtenwetten van de sixties. Later werd de ‘noordelijke’ Mondale de vicepresident van de southerner Jimmy Carter. De twee vertrouwden elkaar volledig. Nadat generaties vicepresidenten zich beklaagd hadden wat een lege en nutteloze job het was (‘nog geen emmer lauwe pis waard’, volgens John Nance Garner, de vice van Franklin D. Roosevelt) werd Mondale de eerste vice die voortdurend mee vergaderde met zijn president, dezelfde documenten inkeek en mee de beslissingen nam. Het werd haast een duobaan. Zo speelde Mondale een grote rol bij het organiseren van de Camp David-akkoorden in 1978, waarbij Israël en Egypte de strijdbijl begroeven.
Het vicepresidentschap was ‘nog geen emmer lauwe pis waard’ – tot Mondale de rechterhand van Jimmy Carter werd
Latere Democratische vicepresidenten zoals Al Gore dankten hem gisteren: dankzij Mondale kregen ook zijn opvolgers in die functie echte bevoegdheden.
Mondale was in 1984 ook de allereerste presidentskandidaat die een vrouwelijke running mate koos, Geraldine Ferraro. Maar ook zij maakte geen beste beurt, en de campagne draaide dus uit op een fiasco. Mondale bleef als wijze man in de partij wel zeer actief achter de schermen.