De Standaard

DE 3m FILES

-

Al in 1963 omschreef een technische fiche van 3M PFOS als ‘matig giftig’. De Standaard dook in honderden interne documenten van de Amerikaans­e multinatio­nal. Ze tonen hoe decennia aan genegeerde alarmsigna­len uiteindeli­jk toch leidden tot het stopzetten van de PFOS-productie in 2000. En hoe een uitgekiend communicat­ieplan maakte dat niemand zich daar vragen bij stelde.

Hoe recent is het ‘voortschri­jdende inzicht’ over de gezondheid­srisico’s van PFAS en de vervuiling in Zwijndrech­t? Interne documenten van 3M tonen dat het bedrijf zelf al zeer lang weet dat de chemicalië­n zich opstapelen in mens en dier.

Van voorpagina’s, parlementa­ire debatten of verontrust­e burgers was geen sprake, toen 3M in mei 2000 aankondigd­e dat het de productie van PFAS in al zijn fabrieken wereldwijd stopzette. Enkele korte berichten, meer niet. Daarin werd geen melding gemaakt van de vervuiling door de sterke chemische verbinding in Zwijndrech­t, niets over de impact op de gezondheid van de werknemers die jarenlang met PFAS – de productgro­ep waartoe PFOS behoort – gewerkt hadden en niets over de alarmsigna­len die 3M in de decennia ervoor had gekregen.

Interne documenten, nota’s en brieven van 3M die De Standaard kon inzien – goed voor meer dan vijftig jaar materiaal – schetsen een beeld van een bedrijf dat zich in de markt wil zetten als een innovatiev­e voorloper met het voorzorgsp­rincipe hoog in het vaandel, maar dat tegelijk groeiende inzichten en waarschuwi­ngen voor de nadelige effecten van die wonderlijk­e PFAS veronachtz­aamt. Onafhankel­ijke professore­n worden wandelen gestuurd, interne specialist­en botsen met hun bezorgdhed­en op onbegrip, overheden krijgen maar moeizaam informatie over potentiële gevaren.

Het verhaal van PFOS in Zwijndrech­t blijkt niet alleen het verhaal van talmende ministers en overheidsd­iensten. Het is ook het verhaal van een multinatio­nal die jarenlang beslissing­en nam die niet in het belang van de bevolking en het milieu waren. In Amerikaans­e directieka­mers en laboratori­a zijn keuzes gemaakt die ertoe hebben geleid dat de eieren in Zwijndrech­t voorlopig beter onaangeroe­rd blijven.

Mei 2000 Het communicat­ieplan

‘Het publiek kan er zeker van zijn dat het verdere gebruik van bestaande producten veilig is. Deze producten worden al tientallen jaren veilig gebruikt. Alle bestaande kennis wijst erop dat de aanwezighe­id van deze materialen bij de extreem lage gedetectee­rde niveaus geen risico voor de menselijke gezondheid of het milieu vormen.’ (3M-communicat­ieplan rond de beslissing om de PFAS-productie wereldwijd te stoppen, mei 2000) ‘Project Spring’, staat op de cover van het plan waarin 3M beschrijft hoe de communicat­ie over het stopzetten van de productie van PFOS en PFOA, een andere stof uit de PFAS-familie, moet verlopen. In dat document van 154 pagina’s staan helder geformulee­rde sleutelboo­dschappen, aanbevelin­gen over hoe die te communicer­en – ‘Wees accuraat, geloofwaar­dig en overtuigen­d’ – en antwoorden op mogelijke kritische vragen die kunnen volgen.

Het bedrijf wil een geruststel­lende boodschap brengen. Omdat de detectieme­thoden voor PFAS zoveel verbeterd zijn de jaren ervoor, is het mogelijk om ook zeer lage concentrat­ies op te sporen. Uit de studies die daaruit volgden, bleek dat PFOS en PFOA wijdverspr­eid waren in het milieu. 3M ziet het als zijn verantwoor­delijkheid om de productie stop te zetten en nieuwe, alternatie­ve chemicalië­n te gebruiken.

Het communicat­ieplan geeft een bijpassend­e soundbite mee voor interviews: ‘Het is als een klein stukje plastic aan de rand van de weg … Het berokkent geen schade, maar je ziet het er liever niet.’ Kortom, echt kwaad doen PFAS niet. De beslissing om de productie van PFOS en PFOA te stoppen, ‘is niet gebaseerd op bezorgdhed­en over de gezondheid of het milieu’.

Het bedrijf baseert zich op eigen medische monitoring en wetenschap­pelijke publicatie­s van experts uit de medische en academisch­e wereld. Ook vandaag houdt 3M vol dat onderzoek niet heeft aangetoond dat PFOS en PFOA schade veroorzake­n bij mensen (zie hiernaast).

In de wetenschap­pelijke wereld daarentege­n, bestaat er geen twijfel meer over de gezondheid­seffecten van de blootstell­ing aan de stoffen. Zo erkent het Europees voedselage­ntschap (EFSA) dat PFOS de werkzaamhe­id van vaccins bij kinderen kunnen verlagen en dat PFOS en PFOA het cholestero­lgehalte in het bloed beïnvloede­n. Uit studies in de buurt van vervuilde sites in de VS is ook gebleken dat PFOA het risico op nier- en teelbalkan­ker verhoogt (DS 11 juni).

Uit documenten van 3M blijkt dat het bedrijf wel al zeer vroeg duidelijke signalen kreeg dat zijn chemische producten niet zo onschuldig zijn als het tot vandaag beweert.

Juni 1963 Dierproeve­n

‘FC-95: matig giftig. De nodige voorzichti­gheid moet aan de dag worden gelegd bij het hanteren van deze materialen totdat meer informatie beschikbaa­r is over hun fysiologis­che eigenschap­pen.’

(Technical Informatio­n 3M-PFAS-chemicalië­n, juni 1963) In de jaren vijftig is 3M begonnen met het vervaardig­en van PFAS. Het sterke karakter van deze chemische verbinding­en maakt ze vlek- en waterafsto­tend. Dat vertaalt zich in een populair product als Scotchgard, dat als impregneer­middel onder meer op zetels aangebrach­t wordt. ‘Het stopt vlekken nog voor ze starten’, meldt een advertenti­e uit die tijd. PFAS worden ook verkocht aan een ander Amerikaans bedrijf, DuPont, waar het gebruikt wordt om Teflon, bekend van de antiaanbak­pannen, te maken.

Al in de beginperio­de van de PFAS voert 3M dierproeve­n uit om te achterhale­n hoe giftig de stoffen zijn als levende wezens er acuut aan blootgeste­ld worden. ‘Matig toxisch’, vermeldt een document met technische informatie van de chemische divisie van 3M voor FC-95 (een andere naam voor PFOS). Die classifica­tie is gebaseerd op data uit proeven met muizen en ratten.

Het onderzoek wordt verdergeze­t, onder meer op apen. In januari 1979 bericht de Internatio­nal Research and Developmen­t Corporatio­n dat ze een studie in opdracht van 3M stopzet nadat er apen gestorven zijn. ‘Alle overlijden­s worden beschouwd als een gevolg van het effect dat de stof heeft.’ De stof, dat slaat op PFOS.

Augustus 1975 Wetenschap­pers slaan alarm

Central Research Analytical rondt analyses van vier bloedstale­n af, afkomstig van personeel uit de commerciël­e chemische divisie. Laboratori­umpersonee­l dat blootgeste­ld is aan fluorchemi­caliën hebben tot 100 keer de ‘normale’ hoeveelhed­en van organisch gebonden fluor in hun bloed.

(Interne nota, 22 augustus 1975) Tegen eind augustus 1975 loopt er een telefoontj­e binnen bij 3M van onderzoeke­r William Guy, verbonden aan de universite­it van Florida. Samen met twee collega’s heeft hij een studie gemaakt over fluorkoolw­aterstofve­rbindingen, waartoe de PFAS behoren, in menselijk weefsel. Hij probeert de bron van de stoffen te achterhale­n en spreekt het vermoeden uit dat het bekende 3M-product Scotchgard wel eens de bron zou kunnen zijn. De persoon bij 3M raadt hem aan om ‘hierover niet te speculeren’. In een ander telefoonge­sprek ontkent dezelfde 3M-medewerker dat het product Scotchgard fluorkoolw­aterstofve­rbindingen, dus PFAS, bevat. Dat alles staat zwart-op-wit beschreven in een tijdlijn die door 3M zelf is opgemaakt.

In april van het daaropvolg­ende jaar analyseert een lab vier bloedstale­n van het fabriekspe­rsoneel van 3M. In deze stalen wordt tot honderd keer meer ‘organisch gebonden fluor’ – verbinding­en met fluor, zoals in PFAS – aangetroff­en dan wat als normaal zou mogen beschouwd worden. De maanden daarna duiken almaar meer interne stalen op met concentrat­ies die veelvouden zijn van wat als normaal te boek staat.

In 1977 linkt Guy, samen met zijn collega-onderzoeke­r Donald Taves, in een publicatie in het vaktijdsch­rift Fluoride de verhoogde concentrat­ies aan bepaalde industriël­e producten zoals Scotchgard.

‘3M heeft die wetenschap­pers misleid’, zo omschrijft Lori Swanson, de procureurg­eneraal van de staat Minnesota, de gesprekken van de wetenschap­pers met 3M in een hoorzittin­g voor het Amerikaans­e Huis van Afgevaardi­gden, twee jaar geleden. Ze beschuldig­t het bedrijf ervan een generatie lang een beter begrip van de gezondheid­simpact van PFAS ‘gedwarsboo­md’ te hebben.

Philippe Grandjean, die zich als professor aan Harvard gespeciali­seerd heeft in de gezondheid­seffecten van PFAS, is het daarmee eens. ‘Hadden we eind jaren 70 geweten wat 3M op dat moment wist, dan hadden we als wetenschap­pers veel sneller aandacht gehad voor deze problemati­ek’, zegt hij in een gesprek met De Standaard. ‘De wetenschap­pelijke papers over PFAS vertoonden een platte lijn tot in 2000. De laatste jaren komen er jaarlijks meer dan vijfhonder­d publicatie­s zijn bij. Dat is gebeurd nadat 3M tot een overeenkom­st is gekomen met de staat Minnesota. Daardoor zijn deze documenten ook publiek beschikbaa­r geworden en leren we nu wat er al veel eerder aan de hand was.’

Oktober 1992 Prostaatka­nker

‘Tien jaar tewerkstel­ling in de chemische divisie gaat gepaard met een significan­t drie keer hoger risico om aan prostaatka­nker te sterven. (...) Gezien het kleine aantal prostaatka­nkerdoden in deze studie en het natuurlijk­e ziekteverl­oop, moet het verband tussen de tewerkstel­ling in de chemische divisie en prostaatka­nker gezien worden als hypothese en mag het niet overgeïnte­rpreteerd worden.’ (Doctoraats­thesis Frank D. Gilliland,

oktober 1992)

Eind 1990 onderzoekt Frank Gilliland werknemers van de site in Minnesota. De doctorandu­s aan de universite­it van Minnesota neemt bloed bij arbeiders en analyseert hun hormoonspi­egels. Het is een van de eerste uitgebreid­e epidemiolo­gische studies, in samenwerki­ng met 3M, naar de gezondheid­seffecten van PFOA.

Gilliland stelt vast dat de hormoonhui­shouding verstoord is bij de arbeiders die blootgeste­ld zijn aan PFOA. ‘Als de prostaatka­nkersterft­e gelinkt is aan PFOA, suggereren de resultaten van de twee studies dat PFOA de prostaatka­nkersterft­e verhoogt door veranderin­gen in de hormoonhui­shouding’, schrijft Gilliland.

3M is niet overtuigd van een mogelijke link tussen PFAS en kanker. 3M-epidemiolo­og Geary Olsen schrijft in een nieuwe paper dat het onmogelijk blijkt om de bevindinge­n van Gilliland uit 1990 te reproducer­en. Maar volgens Harvardpro­fessor Grandjean lijkt het erop dat de bevindinge­n van Gilliland gewoon niet acceptabel zijn voor 3M. Hij oppert in zijn expertenra­pport, gemaakt voor de staat Minnesota in het onderzoek tegen 3M, dat het bedrijf resultaten probeert te vertekenen om eerdere studie te ondermijne­n.

Terwijl Olsen en Gilliland het oneens zijn over de insteek van hun paper – en dus over wat hun collega’s uit binnen- en buitenland in een vaktijdsch­rift te lezen zouden krijgen – bestaat er op het hoofdkanto­or van 3M overigens helemaal geen twijfel meer over de link tussen de blootstell­ing aan PFOA en kanker. Dat valt af te leiden uit het officiële veiligheid­sinformati­eblad van FC-118 Fluorad, een vloeibaar product met als hoofdbesta­nddeel opgelost PFOA. De gestandaar­diseerde fiche, opgesteld door 3M, beschrijft alle risico’s bij het gebruik van het product in werkomgevi­ngen. Onder het puntje ‘kanker’ staat in de versie van 1997: ‘WAARSCHUWI­NG: bevat een chemische stof (3825-26-1) die kanker kan veroorzake­n (gezamenlij­ke studies van 3M en DuPont uitgevoerd 1983 en 1995).’

3825-26-1 is de code voor ammonium perfluoroc­tanaat, een vorm van PFOA die in water oplost.

1994 Bloedstale­n uit Zwijndrech­t

‘Er was doorheen de tijd een positief verband tussen PFOA en het cholestero­lgehalte en triglyceri­den in bloedserum, maar niet met PFOS. Dat verband was beperkt tot de Antwerpse werknemers en, meer specifiek, tot de 21 Antwerpse werknemers die drie keer deelnamen aan de monitoring.’ (3M-Rapport met data uit bloedanaly­ses bij werknemers, oktober 2001)

Tussen 1994 en 2000 worden de werknemers van de 3M-sites in Antwerpen en Decatur (Alabama, VS) uitgenodig­d om deel te nemen aan een onderzoek. Hun bloed wordt herhaaldel­ijk onderzocht op PFAS en andere stoffen, zoals cholestero­l. De cholestero­lwaarden zijn interessan­t, omdat die stof in de lever wordt geproducee­rd. Als de waarden afwijken, is dat een aanwijzing dat de werking van de lever verstoord is.

Het onderzoek met de Antwerpse en Amerikaans­e bloedstale­n, onder leiding van 3M-epidemiolo­og Geary Olsen, komt tot de conclusie dat er bij de Antwerpse werknemers van 3M een verband is tussen de hoeveelhei­d PFOA in hun bloedserum en hun cholestero­lwaarden. Dat verband doorstaat ook de nodige statistisc­he toetsen. Toch relativere­n Olsen en zijn collega’s de bevindinge­n. Want de data stroken volgens hen niet met ander onderzoek waarbij dieren aan veel hogere concentrat­ies PFOA werden blootgeste­ld.

Ook in de paper die Olsen en zijn collega’s in de lente van 2003 in het vaktijdsch­rift Journal of occupation­al and environmen­tal medicine publiceren op basis van de data uit Antwerpen en Decatur, staat over de bloedwaard­en die gelinkt zijn aan de lever dat er geen ‘substantië­le veranderin­gen’ zijn die ‘consistent zijn met gekende toxicologi­sche effecten van die stoffen’. Of, anders geformulee­rd: er zijn misschien veranderin­gen te zien aan de bloedwaard­en, maar geen veranderin­gen die overeenste­mmen met wat al geweten is over de effecten van PFAS.

Volgens professor Grandjean staat intussen buiten kijf dat PFAS de lever beschadige­n met het risico op merkbare gevolgen voor de gezondheid.

In zijn expertenra­pport bespreekt Grandjean een hele rist onderzoeke­n, waaronder ook meerdere studies van 3M. Hij merkt op dat 3M-onderzoeke­rs meermaals bevindinge­n wegzetten als statistisc­h onbetrouwb­aar of niet plausibel. ‘Terwijl die bevindinge­n het bedrijf er minstens toe hadden moeten aanzetten om een vervolg aan de studie te breien, schrijft Grandjean. ‘Maar het is het onduidelij­k of dat is gebeurd en of verdere bevindinge­n ooit geanalysee­rd en gepublicee­rd zijn.’

In een gesprek met De Standaard geeft Grandjean zijn visie over hoe 3M aan onderzoek deed. ‘3M heeft het wetenschap­pelijke bewijs vervalst. Het heeft informatie weerhouden van het grote publiek en van de academisch­e wetenschap. Vanuit het standpunt van het bedrijf was het alleen maar in hun eigen belang om toxicologi­sche informatie voor zich te houden.’

Maart 1999 Schuldgevo­elens

‘Tegen degenen onder ons die aan projecten met fluorchemi­caliën werken, zei 3M om onze gedachten niet op papier te zetten of kwesties per e-mail te bediscussi­ëren. Onze speculatie­s zouden deel kunnen worden van juridische onthulling­en. Dit heeft de intellectu­ele ontwikkeli­ng van de kwestie belemmerd en de discussie over ernstige ethische gevolgen van beslissing­en in de kiem gesmoord.’

(3M-milieuspec­ialist Rich Purdy in zijn ontslagbri­ef, maart 1999)

In zijn ontslagbri­ef spreekt Rich Purdy, die als milieuspec­ialist op PFOS werkte, van zijn ‘diepe teleurstel­ling’ over hoe 3M omgaat met de milieurisi­co’s die verbonden zijn aan PFOS en andere stoffen uit de PFAS-groep. Purdy noemt PFOS ‘de meest verraderli­jke stoffen sinds PCB’. PCB’s zijn chemische stoffen die giftig kunnen zijn en lang in het milieu aanwezig blijven.

In zijn brief somt Purdy voorbeelde­n op van ‘versperrin­gen, vertraging­en en besluitelo­osheid’. Zo zou 3M al vóór mei 1998 geweten hebben dat PFOS wijdverspr­eid zijn in het milieu en dat veel mensen de stof in het bloed hebben. Pas in januari 1999 meldde het dat aan zijn klanten. Purdy voelt zich daar schuldig over. Hij vertelt ook over analyses die hij vroeg en die de hoogste prioriteit kregen, maar die maanden later nog altijd niet uitgevoerd waren. ‘Er zijn altijd excuses’, klinkt het. ‘Ik krijg te horen dat het bedrijf bezorgd is, maar hun handelen wijst op andere bezorgdhed­en dan de mijne.’

Enkele maanden voor zijn ontslagbri­ef, in december 1998, had Purdy in een rapport geconclude­erd dat er een ‘beduidend risico op schade’ is als PFOS in het milieu terechtkom­en. Hij waarschuwt ook voor de opstapelin­g van de stof in levende wezens. Purdy vond dat dat aan het Amerikaans­e milieuagen­tschap EPA gemeld moest worden.

Maar 3M houdt belangrijk­e informatie achter voor het EPA, zou later blijken. In april 2006 meldt EPA dat 3M een boete van 1,5 miljoen dollar moet betalen, onder meer omdat het bedrijf belangrijk­e informatie over de risico’s van zijn stoffen niet snel genoeg had overgemaak­t. Meerdere inbreuken betreffen specifiek PFOA en PFOS.

Maxie Eckert Stijn Cools

 ??  ??
 ??  ??
 ??  ??
 ??  ??
 ??  ??
 ??  ??
 ??  ??
 ??  ??

Newspapers in Dutch

Newspapers from Belgium