‘Ik heb nog nooit met een vrouw afgesproken en dat zorgt voor schaamte’
Hij beschikt over een stel uitzonderlijke hersenen, maar zo goed als Wannes* (29) is in wiskunde, zo slecht zijn zijn sociale vaardigheden. ‘Ik heb nog nooit een date gehad, ik durf vrouwen niet aan te spreken.’
‘Al zolang ik me kan herinneren, ben ik het liefst op mezelf, alleen. Ik herinner me nog dat vriendjes uit de lagere school bij elkaar gingen spelen, op woensdagnamiddagen of in het weekend. Ik heb dat nooit aan mijn ouders gevraagd. Naar school gaan was voor mij genoeg, qua sociaal contact, de overige tijd spendeerde ik het liefste met mezelf. En dat is nu, op mijn 29ste, nog altijd zo. Ik ben het gelukkigst wanneer er geen andere mensen om me heen zijn.’
‘Ik heb weinig sociale noden én ik ben er niet goed in. Ik voel slecht aan wat mensen van me verwachten. Wat ik moet antwoorden, hoe ik moet reageren. Toen ik jonger was en mensen me feliciteerden met mijn verjaardag, zweeg ik, en keek ik wat raar. Ik heb moeten aanleren dat je dan “dankjewel” moet zeggen. Dat ik soms ongepast reageer, maakt ook dat ik me onzeker voel. En dan maar niks meer zeg. Laat staan uit mezelf een meisje aanspreek.’
Introverte stotteraar
‘Wiskunde fascineert me al mijn hele leven. In de middelbare school blonk ik er niet echt in uit, maar ik deed het erg graag, werkte hard en wilde per se wiskunde studeren aan de universiteit. Dat liep zo goed dat ik erna doctoreerde. Nu doe ik een postdoctoraat in de wiskunde. Een heel mannelijke omgeving, wat ertoe leidt dat ik ook daar niet de kans krijg om vrouwen te ontmoeten.’
‘Ik heb al heel mijn leven het gevoel dat mensen me onderschatten, net omdat ik geen aanwezig en luidruchtig type ben, maar extreem introvert. Ook daarom ben ik wiskunde gaan studeren, en wil ik er zo ver mogelijk in doorgaan, me erop storten: het is een soort mezelf bewijzen, aan de wereld. Een stil “onderschat me niet”.’
‘Uiteraard ben ik in het middelbaar weleens heimelijk verliefd geweest op een meisje uit mijn klas. Maar geen haar op mijn hoofd dat eraan dacht om dat ooit kenbaar te maken. Ik zou niet weten hoe. Of wanneer. Of waar. Ik meed sociaal contact, ging niet mee na de les biertjes drinken op café, laat staan dat ik uitging. Groepen mensen vreten al mijn energie. Ook naschools sms’en deed ik niet, ik had simpelweg geen idee wat ik dan zou moeten typen.’
‘Ik ben altijd al een beetje een weirdo geweest, maar ik heb wel altijd een paar hele goeie vrienden gehad. Nu, en ook vroeger op school. Leerkrachten vonden me wellicht een rare kwiet, en merkten mijn gebrek aan sociaal inzicht waarschijnlijk op, maar ik was doodbraaf, en haalde goeie cijfers. Er is nooit een reden geweest tot onderzoek, bijvoorbeeld naar een autismespectrumstoornis. Er is geen diagnose, dus ik weet niet of ik me ergens op dat spectrum zou kunnen bevinden.’
‘Intussen is het een pak beter, maar als jonge gast stotterde ik. Als ik zenuwachtig ben, heb ik het nog steeds. Ook dat heeft me altijd wat onzeker gemaakt. Stiller ook. Combineer dat met mijn verlegen aard, en mijn sociaal onaangepaste reacties, en het wordt wel héél moeilijk om mensen te durven aanspreken. Op het vlak van meisjes dacht ik ook heel rationeel: niks houdt toch stand, waarom zou ik er tijd in steken? Natuurlijk is dat niet meer dan een excuus, iets dat ik mezelf wijsmaakte, om het toch maar niet te hoeven doen.’
Hoe ouder, hoe moeilijker
‘Ik ben bijzonder trots op wat ik tot nu toe in mijn leven bereikt heb, qua studies en professioneel. Trotser dan ik tien jaar geleden ooit had kunnen denken. Maar er knaagt ook iets, er is dat gevoel dat ik in mijn leven iets gemist heb. Wederzijdse verliefdheid, een relatie, iets opbouwen met iemand. Mijn grootste zorg nu is dat er geen perspectief is, ik zie niet goed hoe hier verandering in kan komen.’
‘Er gaat ook een gevoel van schaamte mee gepaard. Negenentwintig jaar, dat is een leeftijd waarop je stilaan aan je zoveelste lief toe bent, en begint na te denken over je settelen, een huis, een gezin. Ik zie en hoor dat ook bij vrienden. Daartegenover sta ik, die nog nooit een date met een vrouw heeft gehad, laat staan een relatie. In dat opzicht geldt: hoe ouder ik word, hoe moeilijker. Het zelfvertrouwen neemt af, de schaamte neemt toe.’
‘Omdat ik mijn vrienden op relationeel vlak vooruit zie gaan, voel ik ook een intrinsieke druk. Daarnaast geven mijn vader en grootvader me vaak een schop onder mijn gat: maak er eens werk van, jongen.’
‘Ik heb al heel mijn leven het gevoel dat mensen me onderschatten, omdat ik geen aanwezig en luidruchtig type ben’
‘Wat me ook onzeker maakt, en erger wordt met de jaren, is het gebrek aan ervaring. Relationeel, maar ook seksueel. Ik ben nog maagd, niet meteen iets waar je mee te koop loopt als je eind de twintig bent, en misschien ook iets dat vrouwen kan afschrikken.’
Online daten
‘In gesprekken met mensen reageer ik vaak te traag, tenzij ik me op voorhand goed kan voorbereiden. Maar dat kan niet in spontane gesprekken of, als mensen je uit het niks aanspreken. Dan moet je vlot zijn à la minute. In grotere groepen maakt me dat zo onzeker dat ik helemaal wegval. Ik sta erbij, maar ik neem niet deel.’
‘Om dat te vermijden, heb ik me weleens aan onlinedaten gewaagd. Ik schreef me in op Parship, een datingsite, en maakte een profiel aan op Tinder. Ik werd er geconfronteerd met hetzelfde probleem, want ook virtueel moet je een gesprek kunnen voeren, iemand aanspreken, een conversatie op gang brengen.’
‘Ik dacht dat het me misschien meer zou liggen om op die manier iemand te leren kennen. Net omdat je in die onlineomgeving níét snel hoeft te zijn, of ad rem, er meer tijd is om na te denken over wat je wilt schrijven aan iemand. Maar het lukte niet. Ik dacht de hele tijd: wat moet ik in godsnaam zeggen? Het ligt zover buiten mijn comfortzone dat het erg ongemakkelijk aanvoelt. Iemand een bericht sturen bleek even moeilijk als iemand aanspreken.’
‘Ik praat heel zelden over mijn situatie, ook niet met vrienden. Er is de schaamte, maar er is en blijft ook het gegeven dat ik de dingen het liefste zelf oplos. Tot voor de coronacrisis woonde ik alleen, drieënhalf jaar lang op een vrij kleine kamer. Ik werk heel veel, en ga daarnaast vaak sporten, voetballen voornamelijk, of naar concerten. Toen het virus uitbrak, kwamen de muren op me af. Omdat ik er plots hele dagen tot gedoemd was, werd dat kamertje wel héél klein. En dus verhuisde ik naar mijn ouders, waar ik nu nog altijd woon. Het plan is om dat nog minstens een jaar te blijven doen, ook om te sparen: ik heb het plan opgevat om zelf een huis te bouwen.’
‘Ik blijf dus zeker niet bij de pakken zitten. Ik werk hard, maak toekomstplannen, heb me andere doelen gesteld. En ik voel me eigenlijk goed. Maar er is dus een gemis, een soort knagende hunkering naar iemand om dat alles mee te delen. Hoe oké ik ook ben met de situatie op dit moment, ik weet dat ik er werk van zal moeten maken. Als ik vooruitblik op mijn jaren als dertiger, hoop ik van harte dat er iets veranderd zal zijn. Dat ik zo verliefd zal worden dat alle schaamte wegvalt, dat ik me kwetsbaar durf op te stellen, mijn onzekerheid aan de kant kan schuiven, en ervoor durf te gaan.’
* Op vraag van de geïnterviewde werd een schuilnaam gebruikt.
Door Joke Van Caesbroeck Foto Carmen De Vos
‘Ik ben het gelukkigst wanneer er geen andere mensen om me heen zijn’