Het lijkt wel of ik Grand Hotel Europa voor niets heb geschreven
De Italiaanse premier Mario Draghi wil het toerisme sterker laten terugkeren dan vóór de pandemie. Hebben we dan niets geleerd, vraagt Ilja Leonard Pfeijffer zich af.
Een paar weken geleden was ik voor het eerst sinds de stilte weer in Venetië. Mij viel de eer te beurt tijdens een besloten bijeenkomst zonder publiek op woensdag 19 mei om half tien in de ochtend de Nederlandse bijdrage aan de Architectuurbiënnale te openen. Omdat Stella’s kunstgalerie in Genua zich niet bepaald kan verheugen in de gebruikelijke aanloop, kon zij het relatief eenvoudig organiseren om mij te vergezellen. Op zondag 16 mei vertrokken wij om 7.05 uur met de Frecciarossa 9710 van Trenitalia van Genova Piazza Principe naar Venezia Santa Lucia om in de middag na de opening om 15.48 uur met de Frecciarossa 9744 terug te reizen. Dit gaf ons bijna vier volle dagen om het vagevuur te verkennen, want Italië bevond zich in die periode in de schimmige overgangsfase van de hel van de lockdown naar de zo vurig gewenste herovering van het paradijs van dagjesmensen en onbelemmerde consumptie.
Premier Mario Draghi van Italië had op dinsdag 4 mei tijdens een persconferentie al plechtig beloofd dat alles goed zou komen. ‘Als er één land is dat leeft van het toerisme’, zo zei hij, ‘dan is het ons land. De hele wereld wil naar ons toe komen. Helaas heeft de pandemie ons gedwongen om tijdelijk te sluiten. Maar wij zijn er opnieuw klaar voor om de wereld te ontvangen. [...] Het toerisme in Italië zal net zo sterk terugkeren als voorheen. Het zal sterker terugkeren dan voorheen. [...] De toeristensector staat centraal in ons nationale plan voor economisch herstel.’
Daarom wilde de Italiaanse regering versneld een green pass invoeren, hetgeen tot op heden nog niet helemaal is gelukt, maar de intenties waren helder. ’Kortom’, zo besloot Draghi zijn persconferentie, ‘het moment is aangebroken om uw vakantie naar Italië te boeken. Wij verheugen ons erop u opnieuw te mogen verwelkomen.’
De kermende stad
Maar zover was het nog niet toen wij Venetië bezochten. Ons geheime lievelingshotel was, evenals vele andere hotels, nog niet heropend. Voor een fractie van de normale prijs konden we een suite boeken in het fameuze Carlton met uitzicht op Canal Grande. Terrassen waren schoorvoetend heropend, maar alles was nog ingewikkeld. De avondklok was nog van kracht. Pas na verschillende pogingen lukte het ons de procedure te doorgronden om de Gallerie dell’Accademia te kunnen bezoeken, waar bij de ingang onze lichaamstemperatuur werd gemeten en waar, hoewel wij praktisch de enigen waren, strenge regels golden met betrekking tot mondkapjes, desinfectie van handen en verplichte afstand tussen de bezoekers.
En Venetië was leeg. Ik had de stad nog nooit zo gezien. Zij bestond uit weinig anders dan een overweldigende hoeveelheid historie, architectuur, rimpelloos water en plukjes verveelde inboorlingen die van hun ontbijt tot aan de avondklok weinig anders omhanden hadden dan hun Spritz. Hier en daar liep iemand over straat. In het majestueuze Carlton werd een tiental hotelgasten bediend door een gelijk aantal obers in livrei. Als we erop uit waren geweest ons leven te verrijken met een carnavalsmasker, gekleurd glaswerk uit Murano of een miniatuurgondel, dan hadden we bij een willekeurige van wanhoop bijkans huilende uitbater van een souvenirwinkeltje een significante korting kunnen bedingen.
Venetië was mooi zo, natuurlijk was het mooi. Maar het was ook tragisch om de stad zo te moeten zien. Ze lag er kermend bij als een slachtoffer van misbruik dat met haar verwondingen is achtergelaten. Er waren geen 30 miljoen toeristen om ons af te leiden van het feit dat er bijna niemand meer woont. We hadden gehoopt een stad aan te treffen die haar authenticiteit tijdelijk herwonnen had, maar het werd ons in de feeërieke verlatenheid alleen maar pijnlijker duidelijk dat de stad al lang verworden is tot een decor en zonder de massa’s die komen om zichzelf in dat decor te fotograferen had de stad geen nut. Venetië was zinloos. De stad lag er met al haar breekbare pracht bij als een openluchtmuseum op een onbereikbaar verre planeet, of als de ruïnes van Atlantis, die een onvergetelijke attractie zouden vormen als we ze al hadden ontdekt.
De vermorzelde stad
De Nederlandse inzending voor de Architectuurbiënnale thematiseert de lotsverbondenheid van Venetië met het massatoerisme. De architecturale installatie City to dust, die Studio LA op uitnodiging van curator Hashim Sarkis voor deze zeventiende Biënnale heeft ontworpen, bestaat uit een vloer van grote terrazzotegels die de plattegrond van Venetië verbeeldt en die door bezoekers betreden wordt.
De vloer is zo ontworpen dat elke stap van iedere bezoeker de potentie heeft breuklijnen in de tegels te veroorzaken. Elke stap is voor iedere bezoeker een lijfelijke confrontatie met zijn potentieel schadelijke impact op de omgeving waar hij tijdelijk te gast is. Gedurende de Biënnale zal de vloer steeds verder breken en afbrokkelen. De invloed van de individuele bezoeker lijkt gering, maar in de loop van de tijd wordt zichtbaar hoe de collectieve kracht van alle bezoekers samen de stad vermorzelt.
De barsten in de vloer waarop de stad staat afgebeeld, vormen een soort craquelé zoals op een oud olieverfschilderij, dat op een suggestieve manier zichtbaar maakt dat er van de stad weinig meer over is dan haar verleden. Ik begreep wel dat ze mij hadden uitgenodigd om de installatie te openen en plechtig en eerbiedig de eerste barsten in de tegels te trappen, want ik kan mij geen betere manier
Het massatoerisme is de dood van de stad, omdat de toeristen haar ziel vertrappen, maar tegelijkertijd is ze zonder toeristen ten dode opgeschreven
voorstellen waarop de ruim vijfhonderd pagina’s van mijn roman Grand Hotel Europa op 132 vierkante meter kunnen worden samengevat.
Ik beschouw het als een schrale troost, want het lijkt wel of ik Grand Hotel Europa voor niets heb geschreven. We zouden toch moeten hopen dat het anderhalve jaar stilstand waartoe het virus ons heeft genoopt, benut is voor reflectie. De lockdown heeft ons de gelegenheid geboden om er uitgebreid over na te denken of we werkelijk alles zo snel mogelijk precies zo in ere willen herstellen als het was voordat de pandemie ons overviel, of dat er misschien bepaalde facetten van ons oude leven zijn die we beter definitief achter ons zouden laten, zoals bijvoorbeeld het massatoerisme.
Het verlaten Venetië dat ik in mei heb mogen zien, toont de ambiguïteit van de kwestie. Venetië is minstens een eeuw niet zo mooi geweest als het was zonder toeristen, maar tegelijkertijd heeft Venetië zonder toeristen geen schijn van kans om te overleven. De lotsbestemming van het massatoerisme, waaraan de stad zich wanhopig, volledig en onomkeerbaar heeft uitgeleverd, is haar dood, omdat de toeristen haar ziel vertrappen, maar tegelijkertijd is zij zonder toeristen ten dode opgeschreven, omdat alles wat haar ooit tot een bloeiende, levende, adembenemende en echte stad maakte, is opgeofferd aan de toeristische monocultuur.
Dit alles toont aan dat weldoordacht beleid onontbeerlijk is. Helaas is er in Italië geen spoor van een dergelijke reflectie op het toerisme. De beleidsmakers en politici hebben in de afgelopen maanden geen enkele andere visie ontwikkeld dan vol in te zetten op een overhaast en volledig herstel van het goede oude massatoerisme van vóór de pandemie. Toerisme moet en zal sterker terugkomen dan voorheen. Het gebrek aan fantasie is stuitend.
De stad als aanlegsteiger
En zo geschiedde. Met enige vertraging is de belofte van Draghi alsnog bewaarheid. Ondanks de belofte van de regering dat de cruiseschepen niet langer zouden aanmeren in de lagune van Venetië, hebben de eerste cruiseschepen alweer precies daar aangemeerd. Ze houden hun aankomst- en vertrektijden geheim in een poging te voorkomen dat hun arme, overgevoelige passagiers worden geconfronteerd met de protesten.
Italianen krijgen een bonus om in eigen land op vakantie te gaan. Stella en ik kunnen deze zomer niet naar het strand, want alle stranden van Ligurië zijn al voor de hele zomer volgeboekt. En de gemeente Genua organiseert een duizelingwekkende estafette van onvergetelijke zomerevenementen, waaronder een openluchttheater onder ons huis, om nog meer toeristen te trekken. Het is in Italië een cliché om Il Gattopardo van Giuseppe Tomasi di Lampedusa te citeren en te zeggen dat alles moet veranderen als we willen dat alles blijft zoals het is en het is in dit geval niet eens van toepassing. Hier wordt, na even te hebben stilgestaan, extra hard gas gegeven op een doodlopende weg.
De Guardia di Finanza (de Italiaanse FIOD) en het Openbaar Ministerie van Genua hebben bewijs verzameld voor het feit dat onze Nederlandse trots Booking.com door misbruik te maken van het mechanisme van ‘reverse charge’ alleen al in Italië voor honderden miljoenen en waarschijnlijk voor miljarden aan belasting heeft ontdoken en nog steeds wordt het blinde geloof gehuldigd dat toerisme de publieke zaak ten goede komt.