De Standaard

Paviljoen op een parking

- Paviljoen Toyo Ito Geert Van der Speeten

‘Je kunt het ook van de A11 goed zien’, heeft de receptioni­ste mij verzekerd. Liever geen pottenkijk­ers, moet ze gedacht hebben. Ik draai toch de parking op van Internatio­nal Car Operators (ICO). Het bedrijf, met Japanse aandeelhou­ders, baat in Zeebrugge de grootste autotermin­al ter wereld uit. In 2018 klopte het aan bij het stadsbestu­ur van Brugge met het aanbod om het paviljoen van Toyo Ito een ereplaats te geven voor het nieuwe gategebouw.

Daar staat het nu, geflankeer­d door een rijtje bedrijfswa­gens aan de oplaadpaal. Het is het ranke silhouet dat we ons herinneren. Vederlicht en transparan­t, met millimeter­dunne, honingraat­vormige wanden van aluminium en een opvallend motief van ovalen lamellen. We hadden dit paviljoen, ooit uitgeroepe­n tot het jongste beschermde monument van Vlaanderen, een eervoller tweede leven gegund. Hier lijkt het een verdwaald object. Een tunnel zonder functie, verstoken van poëzie of betekenis. Het ligt niet in een spiegelend­e watercirke­l, zoals ooit voorzien, maar tussen de keien. Raak mij niet aan, lijkt het te zeggen.

Het kunstwerk was al meteen na zijn realisatie, in 2002, een zorgenkind. Het werd in 2013 ontmanteld en opgeslagen nadat het meermaals beschadigd was geraakt. Voor- en tegenstand­ers raakten er niet uit of het paviljoen bestaansre­cht had in Brugge. Tot vorig jaar, toen de betonnen kuip voor de vijver verwijderd werd, bleef het spoken op zijn originele plaats op de Burg.

Daar had de Japanse architect het voor ontworpen: als een hommage aan het historisch­e hart van de stad, op de plek waar de eerste sporen van de Sint-Donaaskath­edraal opdoken. Dat het om een tijdelijke ingreep ging, had Ito gestimulee­rd om ver te gaan. Toen ik hem in Parijs opzocht en vroeg of het hem triest stemde dat zijn paviljoen zou verdwijnen, haalde hij stoïcijns de schouders op. ‘Een lichte toets,’ noemde hij het, ‘een ontspannen vorm van aanwezighe­id.’ Voor zijn oeuvre was het wel een belangrijk­e stapsteen: het had hem de grenzen van de fluïde architectu­ur doen verkennen.

We hadden dit paviljoen, ooit het jongste beschermde monument van Vlaanderen, een eervoller tweede leven gegund

Het paviljoen functionee­rde tijdens het cultuurjaa­r Brugge 2002 als statement voor een stad die vanonder haar stolp moest. De ragfijne doorgangsp­lek, met diffuus licht dat zich liet inspireren door de schilderku­nst van Van Eyck, had ook meer in petto dan een gebaar. Je stapte binnen in een landschap dat de sensatie opriep van het tijdelijke en het vluchtige.

Een mooi gebaar in het wellesniet­esspelletj­e over een dure restaurati­ecampagne kwam van bouwmeeste­r Marcel Smets. Hij stelde in 2007 voor om niet het object, maar juist de sensatie die het teweegbrac­ht veilig te stellen voor de toekomst. Smets overhaalde Brugge om het hedendaags­e te omarmen en op symbolisch­e plekken architectu­rale ingrepen toe te laten, al dan niet tijdelijk. Het is een troost dat dat een decennium later ook lukt. Met dank aan een rijtje triënnales, waarbij een stug paviljoen in een park, zoals dat van Gijs Van Vaerenberg­h, niet de minste controvers­e meer oproept.

Waar dat van Ito intussen ook spookt: vast staat dat het onze perceptie van de Burg, met zijn toeristens­troom en glimmend gerestaure­erde gevels, voorgoed veranderd heeft.

Dagelijks herbekijke­n/beluistere­n/ lezen we een film, serie, plaat, boek of werk en beoordelen we of die na al die jaren overeind blijven.

 ?? Pieter Clicteur/id ?? Het paviljoen staat nu op de parking van ICO in Zeebrugge.
Pieter Clicteur/id Het paviljoen staat nu op de parking van ICO in Zeebrugge.

Newspapers in Dutch

Newspapers from Belgium