De Charles Dickens van de cinema
Laatst wilde ik voor onze rubriek ‘De postenpakker’ een stuk schrijven over een van de stille films van Victor Sjöström of Carl Theodor Dreyer, die op Netflix te vinden zijn als je goed kunt zoeken. Maar ik heb het idee opgegeven. Want het is vloeken in de cinefiele kerk, maar films van vóór pakweg 1925 zijn nog zeer moeilijk te begrijpen voor een hedendaags publiek. Boeiend voor filmhistorici, maar hen aanbevelen aan een breed publiek zonder voorkennis heeft niet veel zin.
Er zijn uitzonderingen. Buster Keaton overleeft moeiteloos de tand des tijds. Nosferatu van F. W. Murnau is nog steeds enorm akelig. Maar dé film uit die pioniersjaren die ik aan groot en klein vandaag nog warm durf aan te bevelen is The kid (1921), de eerste langspeelfilm van Charlie Chaplin, en een van zijn beste.
Chaplin was in 1921 al de beroemdste mens ter wereld: een fenomeen zo populair, dat er bioscopen bestonden die alleen maar zíjn komische kortfilms programmeerden. En dus was hij rijk genoeg om zijn zin door te drijven en een langspeler (52 minuten) te draaien.
The kid is een heerlijke combinatie van de overbekende Chaplineske slapstick en een sociale aanklacht met een destijds volslagen unieke emotionele impact.
De vertrouwde zwerver vindt in het begin van de film een achtergelaten baby. Dat klinkt als het begin van een sentimentele draak, maar Chaplin stelt ons meteen gerust met een even cynische als schokkende grap: de vagebond, zittend op de stoeprand met de huilende baby naast hem, tilt even een rioolrooster op – overwegend of hij die baby daar niet kan dumpen. Maar uiteraard ontfermt hij zich over het kind.
Enkele jaren later zien we de kleuter terug als hulpje van zijn redder, die op allerlei manieren aan de kost probeert te komen. Zo gooit het kind vensters in, net voordat Chaplin ‘toede passeert als verkoper van ruiten. De scène waarin een politieman de kleine op heterdaad betrapt, is onvergetelijk, dankzij het uitzonderlijke talent van de 5-jarige Jackie Cooper – de beste kindacteur aller tijden – die perfect de manier van lopen en onschuldig lachen van Chaplin kopieerde, met groot komisch effect.
Goed, iedereen wist dat Chaplin grappigste mens op aarde was. De verrassing – toen en vandaag nog steeds – is dat hij ook een meeslepend en emotioneel verhaal à la Charles Dickens kon vertellen. De scènes waarin maatschappelijk werkers de kleuter komen weghalen bij zijn officieuze stiefvader, zijn hartverscheurend. Door de kracht van de vertolkingen glijden ze niet weg in valse sentimentaliteit.
The kid was, zonder dat de kijkers dat destijds wisten, voor een flink stuk autobiografisch. Chaplin was zelf geboren en opgegroeid in de dofste armoede in Victoriaans Londen. Opgroeien zonder vader, nachten op straat hangen en uit de klauwen van de politie blijven, in liefdeloze weesvallig’ huizen belanden: hij had het allemaal aan den lijve ondervonden. Het is wat hem naar een nieuw leven in de VS had gedreven.
Advies voor leraren esthetica en andere mensen die aan jongeren willen aanleren dat er een eeuw geleden ook al cinema bestond, zonder woorden: overdrijf niet, schotel hen Metropolis niet voor – dat kan altijd later nog. Zaai wat oprechte filmliefde met dé oververdiende hit van precies een eeuw geleden.
The kid was, zonder dat de kijkers dat destijds wisten, voor een flink stuk autobiografisch